Acht handvatten voor duurzame verankering cultuureducatie
Naast opleiden voor een beroep en doorstroming naar een vervolgopleiding heeft het middelbaar beroepsonderwijs ook de algemene opdracht om studenten op te opleiden tot deelname aan de maatschappij (Bron: Canon beroepsonderwijs). Bij deze laatste vormende opdracht past cultuureducatie. Door kunst en cultuur te ervaren leren studenten reflecteren op zichzelf en anderen en verruimen ze hun blikveld en empathie. Ook roept kunst verwondering op, stimuleert ze verbeeldingskracht en creatieve oplossingen en laat ze studenten nieuwe, soms verborgen talenten ontdekken.
Steeds meer mbo-opleidingen doen iets met kunst en cultuur. De MBO Cultuurkaart en de projectregeling Kunsteducatie in het mbo van Fonds 21 werken daarbij als katalysator. Zo heeft Fonds 21 sinds 2017 eenenvijftig projecten gefinancierd waarbinnen cultureel aanbod is ontwikkeld voor en met deze doelgroep. Maar ook maatschappelijke fondsen, financiering uit gemeenten, het Stimuleringsfonds, VSB en de huidige projectenregeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie helpen mee. (lees verder onder de afbeelding)
Enkele ROC’s gaan verder dan een eenmalig project. We noemen hen daarom voorlopers. Het gaat om ROC Friese Poort, ROC Midden Nederland en ROC Zadkine (zie kader). Deze ROC’s werken vanuit een duidelijke visie aan cultuureducatie en werken daarbij samen met diverse partners. Bij twee ging het initiatief uit van het ROC, bij Midden Nederland nam Theater De Lieve Vrouw het voortouw. Op basis van interviews met diverse betrokkenen van deze drie ROC’s zijn we op zoek gegaan naar succesfactoren voor duurzame cultuureducatie in het mbo. Er zijn negen interviews gehouden met docenten, teamleiders, leidinggevenden, leden van het college van bestuur en educatiemedewerkers van culturele instellingen. De interviews zijn getranscribeerd en geanalyseerd, om algemene lessen te trekken uit de ervaringen van de drie voorlopers.
De drie voorlopers in het kort
ROC Friese Poort: brede vorming
Binnen het mbo zijn er maar weinig instellingen die zoveel aandacht en tijd besteden aan cultuureducatie voor alle studenten als ROC Friese Poort. Deze instelling koppelt in haar missie en visie brede vorming aan kunst en cultuur. Dit krijgt vorm via het in 2018 opgerichte Practoraat Brede Vorming. Practor Koen Vos vertaalt brede vorming naar een aantal deugden waaraan de studenten werken: empathie, solidariteit, rentmeesterschap, rechtvaardigheid, moed en verstandigheid. In de afgelopen periode heeft het practoraat geleid tot een verscheidenheid aan bijzondere kunstprojecten, samenwerkingen en culturele ontmoetingen met een belangrijke rol voor docenten, studenten en het culturele veld. Sommige projecten starten vanuit het beroep, het vakmanschap of de techniek, andere vanuit een bepaalde kunstdiscipline, maar wat ze allemaal verbindt, is het werken aan de zes deugden.
ROC Zadkine: Community of Practice
ROC Zadkine startte een unieke samenwerking met negen culturele instellingen in Rotterdam en heeft dit gaandeweg uitgebreid naar dertien. Een aantal werkte al samen met Zadkine, maar deze samenwerking is geïntensiveerd door verschillende opleidingen te verbinden aan deCommunity of Practice (CoP), een werkgroep van medewerkers van culturele instellingen en docenten en studenten van Zadkine. Studenten van verschillende opleidingen kregen een stage aanboden. Ze mochten zelf kiezen uit één of meer culturele instellingen. Tijdens deze stage voerden ze opdrachten uit voor de culturele sector, zowel artistieke opdrachten, zoals een film maken bij Theater Rotterdam, als meedraaien achter de schermen van bijvoorbeeld het Internationale Film Festival Rotterdam.
De CoP is inmiddels afgerond en de verschillende culturele partners werken nu samen in de werkgroep ‘MBO Cultuur & Praktijk’. Deze werkgroep bestaat naast de hier reeds genoemde instellingen uit: Museum Boijmans van Beuningen, Jeugdtheater Hofplein, HNI, Kunstinstituut Melly, Maas TD, SKVR, Tent, Mama en Wereldmuseum, met Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) als neutrale trekker.
ROC Midden Nederland: studentenverhalen
Het project ‘Your story, my story – our stories (YSMSOS)’ startte in het schooljaar 2017-2018 vanuit de samenwerking tussen Theater De Lieve Vrouw en ROC Midden Nederland (locatie Amersfoort). Studenten uit verschillende opleidingen en leerjaren maken in het theater kennis met professionele theatergezelschappen. In schooljaar 2021-2022 is daar film bijgekomen.
Het project is gericht op de persoonlijke ontwikkeling en beroepsvaardigheden van de studenten. Zo sluiten de thema’s van de voorstellingen aan op de actualiteit en de belevingswereld van de student. Het theater heeft een klankbordgroep met studenten opgezet die actief samenwerkt met betrokken docenten. Deze worden getraind in het begeleiden van de activiteiten, waaronder de nagesprekken. Daarnaast betrekt het theater de klankbordgroep actief bij peer-to-peer-interactie, zoals het voeren van een nagesprek door en met studenten na afloop van een voorstelling.
Acht handvatten
De aanpak van deze drie voorlopers verschilt, maar we zien ook duidelijke overeenkomsten: factoren die ervoor zorgen dat ze succesvol zijn. In totaal onderscheiden we acht concrete handvatten voor succesvolle implementatie van cultuureducatie in het mbo.
1. Hanteer een vast aanspreekpunt
Bij alle voorlopers zijn ‘inspirators’ betrokken die als vast aanspreekpunt fungeren en vanuit enthousiasme een aanjagende rol vervullen. Bij ROC Friese Poort is deze aanjager, practor Koen Vos, vanuit het College van Bestuur aangesteld. Bestuursvoorzitter Remco Meijerink noemt aanjagers essentieel: ‘Je hebt inspirators nodig, mensen die met goede voorbeelden aankomen.’
Marieke Hagemans, vanuit Theater De Lieve Vrouw aanjager voor het project bij ROC Midden Nederland, raadt aan, net zoals ze zelf hebben, om zowel bij de onderwijs- als de culturele instelling een inspirator aan te stellen: ‘Zorg voor één projectleider bij het ROC en één projectleider bij de culturele instelling die de kar trekken en écht enthousiast zijn.’
Zo’n constructie zien we bij ROC Zadkine: in de Community of Practice zitten inspirators vanuit het ROC en de culturele instellingen. Vanuit Zadkine vervulde Jaap van Gils de coördinatiefunctie Kunst en Cultuur tijdens de looptijd van de CoP. Voormalig collegevoorzitter Philippe Raets noemt gemotiveerde personen als Van Gils ‘de onmisbare schakel’ achter het project.
Hoewel het succes van de praktijken deels voortkomt uit de betrokkenheid van de enthousiaste inspirators, is het tegelijkertijd ook kwetsbaar wanneer slechts een handvol enthousiastelingen het project draagt. Voor de duurzaamheid is het daarom belangrijk om projecten niet op enkele mensen te bouwen. Zoals Raets stelt: ‘Kunst en Cultuur is als een klein plantje begonnen. Er staat nu een struik waar we trots op kunnen zijn, maar het is een kwetsbaar iets. Als er mensen weggaan, verschrompelt het struikje.’’
Het is dus belangrijk niet louter te bouwen op enthousiaste enkelingen, maar structureel te zorgen voor vaste contactpersonen. Dat betekent dat als er iemand vertrekt, de instelling zorgt dat er een opvolger komt.
2. Zorg voor draagvlak op hoger niveau
Om een stevige voedingsbodem te creëren helpt het om cultuureducatie expliciet te verankeren in het curriculum van de mbo-opleiding(en). Dit kan onder meer door het tekenen van een samenwerkingsovereenkomst. Zo vertelt Renske Gasper van het Internationale Film Festival Rotterdam (IFFR) dat alle partijen op directieniveau (negen culturele instellingen en Zadkine) een intentieverklaring tekenden. ‘Dat geeft gewicht aan de wens om samen te werken.’ Voorbeelden van doelen in deze intentieverklaring zijn het in gesprek gaan met de betrokken studenten in de CoP om zo voor hen drempels te verlagen bij het ondernemen van culturele activiteiten.
De toekomstvisie van de ROC’s
In de toekomstvisie van Theater De Lieve vrouw staat expliciet dat het meer mbo-projecten wil ontwikkelen. Zo’n expliciete vermelding ontbreekt vooralsnog in de missie en visie van de ROC’s. Maar ze beschouwen kunst en cultuur nadrukkelijk wel als belangrijk onderdeel van de persoonlijke vorming van de studenten. Daarmee hebben ze kunst en cultuur impliciet verankerd. ROC Friese Poort gaf dit handen en voeten door in 2018 het practoraat Brede Vorming in te richten. Een duidelijk signaal van het College van Bestuur dat brede vorming niet vrijblijvend is. ‘Het is iets waar iedereen aan moet werken, ongeacht in welk team je zit of op welke vestiging je werkt’, vertelt collegevoorzitter Meijerink. ’Het gaat in onze samenleving te veel over ‘ikke’ en dat ‘mijn’ zienswijze de juiste zienswijze is. Ik hoop dat onze studenten van kunst leren dat het niet altijd gaat om goed of fout, maar dat er meer perspectieven zijn.’
ROC Friese Poort verweeft kunst en cultuur via grote en kleine projecten in het curriculum. Een duurzaam voorbeeld is het verplichte arrangement Kunst en Cultuur voor eerstejaarsstudenten van de opleiding Social work waarbij studenten voor een cursus zang, schilderen, (moderne) dans, beeldhouwen, theater of film en fotografie kiezen.
Ook de andere twee ROC’s benoemen de waarde van kunst en cultuur. Voormalig collegevoorzitter Raets (Zadkine) stelt: ‘Alles wat met kunst en cultuur te maken heeft, appelleert aan creativiteit, verwondering en vragen stellen. Niet alleen op het geven van antwoorden. Kunst is een machtig medium om de jongeren te raken en ze andere vragen te laten stellen.’ Locatiedirecteur Eric Holtman (ROC Midden Nederland) wijst erop dat mbo-studenten vanuit huis vaak minder kunst en cultuur meekrijgen. ‘We willen hen ervaring op laten doen met kunst en cultuur en zo de brede ontwikkeling van studenten stimuleren.’
Neem cultuur op in visie en missie
Hoewel het een positieve ontwikkeling is dat ROC’s kunst en cultuur zien als onderdeel van de persoonlijke ontwikkeling van studenten, blijft het kwetsbaar dat dit niet is opgenomen in de visie van de scholen. De mate waarin studenten in aanraking komen met kunst en cultuur blijft daarmee afhankelijk van keuzes van collegeleden en enthousiaste docenten. Als deze medewerkers vertrekken, kan cultuureducatie weer op losse schroeven komen te staan. Door kunst en cultuur expliciet vast te leggen in de visie en missie, wordt de voedingsbodem voor cultuureducatie steviger en duurzamer.
3. Maak een directe koppeling met het curriculum
De succesverhalen betreffen allemaal voorbeelden waarbij er een duidelijke inhoudelijke verbinding is tussen cultuureducatie en de opleiding en/of het curriculum. Ook als een project gericht is op algemene leerdoelen, werkt het goed om een koppeling te maken met het beroep waarvoor studenten worden opgeleid.
De structurele inbedding in het curriculum is vaak nog een uitdaging. De mooie voorbeelden komen vooral van enthousiaste docenten die een eigen lesprogramma om een culturele activiteit heen bouwen, vaak met ondersteuning van culturele instellingen (zoals een lesbrief of plusmodule). Daarnaast ontwikkelen docenten vaak samen met een culturele instelling educatief materiaal, waardoor de kans op een betere aansluiting bij het curriculum vele malen groter is dan als culturele instellingen dit alleen doen.
Theater De Lieve Vrouw zoekt actief naar verbinding met de leerdoelen van de opleidingen. Het maakt het project niet op maat voor een specifieke opleiding of curriculumonderdeel, maar aan de docenten zelf om dit aan te laten sluiten. Zo wil Janus Hermse, docent opleiding Media College (locatie Amersfoort), graag met film werken en VR toevoegen als verwerkingsopdracht. ‘Het inbedden van een dergelijke opdracht is belangrijk. Je moet die verbinden aan vakinhoud. Denk aan de vakken burgerschap, Nederlands. Of ethiek bij de opleiding verpleegkunde.’ Hermse noemt als voorbeeld dat studenten verpleegkunde naar de film Lucia de B. kijken en samen ethische dilemma’s in de zorg bespreken. (lees verder onder de afbeelding)
4. Zorg voor kruisbestuiving
Teamleden, docenten en studenten van verschillende opleidingen komen elkaar niet vaak tegen: de opleidingen zijn binnen een ROC vaak losse eilanden die allemaal net anders zijn georganiseerd. Culturele activiteiten bieden de mogelijkheid tot uitwisseling en contact met andere opleidingen van de eigen instelling of andere binnen de regio. De drie voorlopers kiezen er expliciet voor om verschillende opleidingen en leerjaren met elkaar in aanraking te laten komen. Dit zorgt voor kruisbestuiving van kennis en ervaring. Hagemans (De Lieve Vrouw) vertelt: ‘Het stimuleert peer-to-peer-interactie. Er worden vanuit iedere opleiding op verschillende manieren vragen gesteld en studenten kunnen dan van elkaar leren en elkaar ontmoeten. Mediastudenten komen er bijvoorbeeld achter dat theater ook van belang kan zijn voor andere studenten.’ Op ROC Friese Poort kiezen alle studenten uit cursussen voor verschillende kunstdisciplines. Zo ontmoeten ze medestudenten van verschillende opleidingen.
Deze kruisbestuiving vindt niet alleen plaats binnen het ROC. Ook de culturele instellingen leren van het mbo, en andersom. Zo vertelt Gasper (IFFR) dat de samenwerking met studenten heeft laten zien dat mbo’ers functies kunnen vervullen die zij voorheen niet voor hen uitzette: ‘We hebben automatisch vacatures op hbo- en wo-niveau. Maar dat bleek helemaal niet nodig. Het was voor ons een besef dat we in een bubbel zitten.’
5. Focus op co-creatie
Bij de voorlopers zien we een intensieve samenwerking tussen de onderwijs- en culturele sector. Door projecten in co-creatie te ontwikkelen wordt het eindproduct beter en ontstaat er meer draagvlak. Zo heeft ROC Friese Poort via het practoraat Brede Vorming een samenwerkingsverband met het Fries Museum opgezet en is een start gemaakt met een ‘cultuur netwerk’ in Noord-Nederland tussen verschillende mbo’s en het culturele veld. Ook de Community of Practice in Rotterdam werd breed gedragen door de sterke samenwerking met betrokken partijen.
Belangrijke succesfactor hiervoor is dat de culturele instellingen zonder concurrerende houding te werk gingen, waarbij Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) als neutrale trekker van de werkgroep ‘MBO Cultuur en Praktijk’ de samenwerking tussen alle partijen faciliteerde. Deze werkgroep ontwikkelt een gezamenlijke visie voor de stad Rotterdam, waarbij de mbo-studenten centraal staan. Hoewel de CoP niet in deze vorm is gecontinueerd, zet Zadkine, ook na personele wisselingen, de ontwikkelingen rond kunst en cultuur verstevigd door, onder meer met een onderzoek. Kareshma Bhoewar, Yin Lauw en Miranda Zandbergen zijn hierin voortrekkers. Zij doen dat in nauwe samenwerking met de Rotterdamse werkgroep ‘MBO cultuur en praktijk’.
6. Blijf investeren
Het mag een open deur zijn, maar daarom niet minder waar: investeren is nodig om een project succesvol en duurzaam uit te rollen. Deze bereidheid tot investeren is op dit moment met name wenselijk voor mbo’s, omdat zij dit om verschillende redenen vaak nog beperkt doen. Toch zien we bij de voorlopers wel een aantal mbo’s die financieel investeren in kunst en cultuur. Zo maakt ROC Friese Poort structureel geld vrij voor het practoraat, waardoor dit nieuwe projecten kan uitrollen. Hier zit een visie achter: ‘Je kunt een hyperfocus hebben op leerachterstanden en daar alle financiën aan besteden, maar wij menen dat leefachterstanden net zo belangrijk zijn’, zegt collegevoorzitter Meijerink. ‘Voor deze leefachterstanden is kunst en cultuur een belangrijk middel.’
Voor het genereren van duurzame projecten is structurele investering zoals bij ROC Friese Poort van belang. Wanneer je enkel investeert in losse projecten, blijven het eenmalige successen.
Duurzame inbedding van cultuureducatie vraagt daarnaast om investeren in voldoende uren voor de betrokken inspirators. Uit de gesprekken blijkt dat een groot deel van hen in eigen tijd werkt. Zo vertelt Jaap van Gils (Zadkine) dat hij op papier zes uur heeft voor zijn functie als coördinator kunst en cultuur. In de praktijk zijn het er altijd meer. Ook docent Hermse (Midden Nederland) vertelt dat de meest betrokken docenten en werknemers van het theater eigen uren in het project steken. ’Dit vinden we niet allemaal even erg, want dit project gaat hen erg aan het hart.’ Erg of niet, die persoonlijke tijdsinvestering maakt de duurzaamheid van de praktijken wel kwetsbaar. Het is niet goed als het succes afhankelijk is van onbetaalde enthousiastelingen. (lees verder onder de afbeelding)
7. Leer en participeer op locatie
Gemiddeld genomen komen mbo-studenten minder in theater en musea dan leeftijdgenoten. Een van de redenen is dat ze dit niet van huis uit meegekregen hebben. Voor cultuurdeelname van deze groep jongeren moeten dus drempels weggehaald worden, bijvoorbeeld door hen de kans te geven theater en musea te bezoeken.
Dit zien we terug in alle vier de voorbeelden. Studenten van Zadkine lopen binnen de Community of Practice stage op locatie bij culturele instellingen. Dit kan leiden tot culturele zelfontwikkeling: ‘Na deze ervaring was de student echt een liefhebber geworden. Hij ging voortaan vaker naar musea. Zo’n jongen van 17 jaar, er is soms maar een klein moment voor nodig’, aldus Raets van ROC Zadkine. Practor Koen Vos (Friese Poort) stelt: ‘Leren betekent soms ook dingen meemaken. Je gunt iedere mbo-student om evenveel in aanraking te komen met kunst en cultuur dan de gemiddelde vwo-leerling.’ Ook de studenten die meedoen aan het theaterproject van ROC Midden Nederland krijgen de kans theater mee te maken, vertelt Hagemans. ‘Ze vinden het bijzonder om er te zijn en zo het theater te ontdekken.’
8. Gebruik de stem van studenten
De eindgebruikers zijn de mbo-studenten. Laat hen ook meedenken, meebeslissen en meemaken. Door ze in een vroeg stadium bij een cultuurproject te betrekken, kan dit (beter) aansluiten bij hun belevingswereld. In de nieuwe subsidieregeling Cultuureducatie mbo (2021-2024) van het Fonds voor Cultuurparticipatie zijn studentenexperimenten ook nadrukkelijk een aandachtspunt: co-creatie voor én met studenten.
Bij de drie voorlopers staat co-creatie al centraal. Zo vervult de klankbordgroep van studenten een belangrijke rol binnen het project van Midden Nederland. De studenten gaan het nagesprek aan met medestudenten die naar de voorstelling kijken en denken mee over interessante films en voorstellingen binnen het project. Ook ROC Friese Poort luistert actief naar de stem van studenten, via sessies met de studentenraad. De Rotterdamse culturele werkgroep ten slotte neemt ervaringen van studenten als uitgangspunt voor nieuwe projecten.
Conclusie
De analyse van de drie voorlopers laat zien wat er nodig is om kunst en cultuur goed in te bedden binnen het middelbaar beroepsonderwijs. Meer kunst en cultuureducatie op het mbo begint bij intrinsieke motivatie, maar dat is geen voldoende voorwaarde. Het is nodig om goede intenties te verankeren, bijvoorbeeld in de missie en visie en in curricula. Ook vraagt het om investeringen in tijd en geld en om samenwerken of co-creatie met culturele instellingen. Ten slotte is het belangrijk om de stem van studenten een duidelijke plek te geven. Op die manier krijgt kunst en cultuur een duurzamere verankering in het mbo. De acht geformuleerde handvatten sluiten goed aan bij de eerder geformuleerde kritische succesfactoren uit de evaluatie van de eerste programmaregeling Kunsteducatie voor mbo’ers (LKCA, 2019).
Tekst: Huub Braam, Rozemarijn Schouwenaar, Anneloes Vermeulen (LKCA), Jorien van Treeck en Anne Wester (TalentenLab)
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)