Meerderheid politieke partijen betrokken bij cultuureducatie
Meer cultuuronderwijs, uit cultuurbudget
Zowel de huidige regeringspartijen VVD en PvdA als veel oppositiepartijen voelen zich betrokken bij cultuureducatie. Er wordt sinds 2012 onder de titel Cultuureducatie met Kwaliteit veel aandacht besteed aan dit onderwerp. Dat is terug te zien in woordkeus politieke speerpunten. Termen als doorlopende leerlijnen, vakdocenten, muziekonderwijs, zijn in veel verkiezingsprogramma’s terug te vinden. Vooral in combinatie met ‘meer’. Het speciaal onderwijs schittert door afwezigheid, terwijl juist daar winst te behalen valt.
Volgens GroenLinks heeft ieder kind recht op cultuur en komen kinderen het beste via binnen- en buitenschoolse programma’s op brede scholen daarmee in aanraking. PvdA, D66 en de Partij voor de Dieren trekken cultuuronderwijs door naar vo en mbo. D66 wil het budget voor Cultuureducatie met Kwaliteit verhogen. De SP ziet graag dat vakdocenten les geven, of het nu gaat om drama, beeldende vorming, muziek of media-educatie. Zowel de VVD als christelijke partijen CDA, ChristenUnie en SGP vinden dat scholen zelf moeten kunnen bepalen hoe zij (financieel) invulling geven aan cultuuronderwijs.
Met in het achterhoofd de autonomie van Nederlandse scholen en de minimale afstemming tussen landelijk en lokaal cultuureducatiebeleid, lijken de speerpunten voor cultuureducatie slechts statements die aandacht vragen voor tekortkomingen in het onderwijs. Meer aandacht voor cultuuronderwijs vanuit onderwijsbeleid zou een mogelijke oplossing zijn.
Moet cultuuronderwijs verbinden of begrenzen?
Voor DENK staat de ‘breedte van cultuur’ in het onderwijs centraal. De PvdA zit ook op de lijn dat cultuur verbindt: cultuureducatie is voor kinderen belangrijk om ‘cultuur te delen en emanciperen te bevorderen’.
SGP, VNL en Forum voor Democratie en VVD leggen de nadruk op de bijzondere status van de Nederlandse taal, cultuur, tradities, waarden en identiteit en het behoud en de overdracht ervan, óók via onderwijs.
Niet alle partijen spreken zich uit over cultuureducatie. In de programma’s van PVV, de Libertarische Partij, CDA, VNL en Lokaal in de Kamer komt het onderwerp niet aan bod.
In een kabinet met PVV, VNL of Forum voor Democratie kan de discussie over de onderwijsinhoud oplaaien. Het roept het beeld op dat het Fonds voor Cultuurparticipatie straks alleen aanvragen honoreert die de Nederlandse cultuur voorstaan. De partijen blijven vaag over wat de Nederlandse cultuur kenmerkt.
Diversiteit culturele sector
Het pleidooi van de PvdA in 2012 voor educatie als kerntaak van culturele instellingen, maakte educatie in 2013-2016 een subsidiecriterium (het onderwijs schoolgebonden educatie aanbieden). Nu verscherpt de PvdA zijn focus op nieuw publiek en diversiteit bij makers en bestuurders van culturele instellingen. Daarmee is de PvdA de enige partij die dit thema aansnijdt.
Tijdens het debat Cultureel Kapitaal Live van het LKCA in november 2016 ontstond een felle discussie over wie deze diversiteit moest stimuleren: de politiek of de culturele sector zelf. Datzelfde gold overigens voor cultuuronderwijs.
Decentrale overheid verantwoordelijk voor toegankelijkheid?
De meeste partijen willen dat cultuur toegankelijk is voor alle kinderen en jongeren, al dan niet onder de vlag van talentontwikkeling. ChristenUnie wil daarvoor de extra middelen voor armoedebeleid bij het ministerie van SZW benutten. Ook CDA en PvdA agenderen armoede en steunen het Jeugdcultuurfonds om in meer gemeenten financiële ondersteuning aan ouders te bieden.
Sinds de decentralisatie van zorg is de link van cultuurparticipatie met het sociale domein makkelijk gelegd. De Partij voor de Dieren wil gemeenten stimuleren om cultuurparticipatie vast onderdeel te maken van welzijnsbeleid. Geen vernieuwende voorstellen; gemeenten zijn hier al mee bezig. Er zijn echter geen voorstellen voor een rijksbijdrage om bijvoorbeeld succesvolle experimenten hiermee te belonen.
De Burger Beweging vindt dat de beoefening en beleving van kunst zoveel mogelijk op lokaal niveau door mensen zelf moet worden geregeld. Geen overheidsbemoeienis wat hun betreft.
Van cultuuronderwijs naar cultuur in de vrije tijd
Bij de vorige verkiezingen pleitten SP, PvdA, GroenLinks en D66 voor de Cultuurkaart (CJP). Zij hechten nu in andere bewoordingen aan de culturele kennismaking en ontwikkeling van jongeren in hun vrije tijd. De verbinding tussen activiteiten onder en na schooltijd is ook ‘CmK-beleid’. Opvallend is dat nu alleen 50Plus het behoud van de cultuurkaart noemt en deze wil verbreden naar ouderen met een kleine beurs.
Bijna iedere partij noemt het belang van de lokale en regionale infrastructuur. Niet alleen SP, PvdA en D66, maar ook de ChristenUnie en CDA spreken zich uit voor een meer samenhangend, betaalbaar cultureel (les)aanbod voor kinderen en jongeren, ook ná schooltijd. Landelijke, regionale en lokale instellingen dienen hun krachten te bundelen (D66) of beter op elkaar af te stemmen (PvdA).
In die context passeert het belang van instituten als muziekscholen en bibliotheken (CDA, SP, Partij voor de Dieren) en andere, gevarieerde en brede voorzieningen (Partij voor de Dieren, ChristenUnie) in samenwerking met scholen (PvdA), in het bijzonder buurtscholen (D66). GroenLinks vraagt hiervoor extra aandacht in krimpgebieden.
CDA en ChristenUnie benoemen expliciet het belang van cultuurdeelname in verenigingsverband, met name voor de jeugd. De PvdA, D66 en VVD zitten op de lijn dat sport verbindt en de basis in de breedtesport op orde moet zijn. Maar speerpunten die diversiteit van amateurkunst of de nodige ontwikkeling voor de toekomst bepleiten, blijven achterwege.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)