De kunst van onderzoek – verslag Onderzoeksconferentie 2018

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Hoe kunnen we inzicht krijgen in wat cultuur doet met mensen? Kijken we naar de impact op sociaal niveau of het individu? Wat karakteriseert een kunstervaring nu eigenlijk en hoe meet je het? En kan kunst niet alleen object zijn van onderzoek, maar ook een methodologisch onderzoeksinstrument? Deze vragen riep de LKCA-onderzoeksconferentie op, die ik 5 februari bijwoonde. Ik deel graag mijn bevindingen.

In opdracht van het LKCA bezocht ik vijf sessies om meer te weten te komen over waar de Nederlandse onderzoekers naar cultuureducatie en -participatie momenteel mee bezig zijn en wat hun methodes en drijfveren zijn.

Ondanks de veelheid aan presentaties, invalshoeken en achtergronden leek er sprake van een gedeelde overtuiging: dat cijfers en statistieken alleen ons lang niet alles leren over, al dan niet gedeelde, kunstervaringen. De vraag blijft echter: wat wel?

Geen behoefte aan legitimering (gelukkig!)

Het was meteen al een opluchting dat geen van deze sessies probeerde aan te tonen of anderszins te verdedigen, dat kunst of cultuur goed voor ons is. Men zou kunnen zeggen dat dit direct verband houdt met het LKCA-publiek; dat zou immers spreken voor eigen parochie zijn, toch?

Echter, juist onder kunstminnenden tref ik regelmatig de behoefte aan, liefst statistische, legitimering. En vooral van hen krijg ik, als onderzoeker, vaak de vraag of ik niet wat wetenschappelijk gefundeerde, niet te weerleggen, harde cijfers kan aanleveren om mensen die het belang van cultuur niet zo inzien mee om de oren te slaan.

Onderzoekers weten allang dat die cijfers er niet of nauwelijks zijn (zie bijvoorbeeld Winner, Goldstein & Vincent-Lancrin, 2013). Juist daarom is het zo prettig als we deze discussie even terzijde kunnen schuiven en eens grondiger kunnen kijken naar wat die kunstervaring of cultuurdeelname nu eigenlijk kenmerkt.

Kunst als methodologie

Opvallend vond ik dat er in meerdere sessies relatief weinig aandacht was voor feiten of cijfers en juist de nadruk lag op subjectieve ervaringen van bezoekers en makers. In lijn daarmee kwam ik weinig kwantitatieve sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden tegen en veel meer, al dan niet nieuwe, onderzoeksmiddelen die uitgaan van subjectiviteit en interdisciplinariteit. De trend waarbij kunst niet alleen wordt gezien als studieobject, maar ook als nieuwe methodologische benadering in onderzoek was duidelijk voelbaar.

Bart van Rosmalen zette daarmee de toon met zijn keynote die niet begon vanuit een stelling, maar een vraag: ‘waar ben jij de maker van?’ Hij benadrukte dat dit ‘maken’ ruim kan worden opgevat en diverse vormen kan aannemen: van een maatschappelijke bijdrage tot een persoonlijke kracht. Vanuit zijn achtergrond in zogenaamd ‘muzisch’ onderzoek wordt niet het objectief vaststellen, maar het zelf maken, meedoen, interdisciplinair co-creëren en het samen bepalen van de waarde die iets heeft, gezien als volwaardige methode om kennis over cultuur mee op te doen.

De vraag blijft echter over wat voor soort kennis we het hier hebben en hoe deze het bestaande onderzoek precies kan aanvullen of verdiepen. Evert Bisschop Boele vulde aan dat we ons moeten afvragen hoe we nieuwe vormen van onderzoek kunnen introduceren die zowel sprankelend als gedegen zijn, en hoe we de waarde van onderzoeksresultaten die dit soort onderzoek opleveren bepalen.

Meer ‘beleving’ in musea

Ook in de museumwereld zoekt men naar manieren om kunstervaringen te duiden. Volgens Bernadette Schrandt zijn ‘experiences’ een hot item voor musea en tentoonstellingsmakers en wordt al snel verondersteld dat deze leiden tot een grotere tevredenheid bij bezoekers zonder dat dit ooit is aangetoond. Haar onderzoek (De Tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw) is een poging om meer zicht te krijgen op deze ‘experience’: Wat is het? Hoe meet je het? Is de bezoeker van een tentoonstelling inderdaad tevredener over zijn of haar bezoek als die hoog scoort op beleving?

Schrandt neemt vier thema’s als uitgangspunt voor deze analyse: sfeer, narrativiteit, participatie en digitale media. Het effect van deze thema’s op de emotionele ervaring, leerervaring en het gevoel van inspiratie (samen de bezoekerservaring) wordt getoetst. Hiervoor gebruiken de onderzoekers tal van theorieën die ontleend zijn aan vakgebieden als psychologie, bouwkunde, cultuureducatie en marketing. En verzamelen ze data in focusgroepen, door observaties en middels enquêtes.

De data zijn nog niet allemaal geanalyseerd, maar Schrandt geeft al wel aan hoe belangrijk het is om je eigen aannames te blijven checken als tentoonstellingsmaker. Het idee dat characters helpen om de bezoeker meer te betrekken bij een verhaal, lijkt door het onderzoek bijvoorbeeld te worden ontkracht.

Ook rapporteren bezoekers dat ze weliswaar veel leren in het museum, maar weinig geraakt worden. Interessante vraag is nu of ze wel degelijk geraakt worden, maar we nog niet weten hoe we dit moeten meten, dat het aan het soort tentoonstellingen en musea ligt die zijn onderzocht (geen kunstmusea bijvoorbeeld), of dat er inderdaad heel weinig effect is op de beleving.

Wetenschappelijke analyse of artistieke reflectie?

Evert Bisschop Boele en Edward Akintola Hubbard vertrekken vanuit een andere hoek om cultuurervaringen te analyseren. Zij gaan uit van de etnografische aanpak waarbij men tracht ‘social situations’ beter te begrijpen door te onderzoeken hoe mensen deze betekenis geven. De onderzoeker verzamelt in dit geval data uit observaties, interviews, documenten en artefacten. Bisschop Boele benadrukt dat de onderzoeker hier niet een afstandelijke buitenstaander is, maar juist heel aanwezig is. Het gaat er om dat het ‘verhaal’ dat hij of zij vertelt plausibel is.

Hubbard vertrekt vanuit deze etnografische benadering, maar heeft ook de duidelijke missie om de artistieke praktijk en etnografisch onderzoek met elkaar te verbinden in wat hij ‘experimental ethnography’ noemt. Hubbard claimt dat het scherpe onderscheid tussen de artistieke benadering en de wetenschappelijke aanpak berust op ethische overwegingen. In de sessie presenteren zijn studenten onderzoek gebaseerd op deze experimentele etnografische benadering.

Het is interessant om te zien hoe de onderzoekers zelf heel duidelijk participeren in de kunstpraktijk die ze bestuderen en verschillende niet-talige media inzetten voor hun presentatie en onderzoek. Hier lijkt duidelijk sprake van het ‘zelf maken’ en ‘instappen’ dat in de keynote werd aangehaald, maar het wordt niet helemaal duidelijk in hoeverre we hier nog kunnen spreken van een wetenschappelijke analyse. Ligt het zwaartepunt in deze gevallen niet meer bij artistieke reflectie?

Het blijkt in de discussie achteraf lastig voor het publiek om inhoudelijk te reageren op de onderzoeken van de studenten. Ook omdat artistieke vormen van presentatie en een artistieke methodologie niet makkelijk te onderscheiden blijken. Misschien zijn wij als publiek nog niet genoeg gewend aan dit soort onderzoek om het te kunnen beoordelen? De vraag blijft of en hoe we een dergelijk ‘plausibel verhaal’ kunnen vertellen waarbij de kunsten zelf centraal in het onderzoek staan.

Balanceren tussen kunst en wetenschap

Dat de balans tussen kunst en wetenschap een lastige is, blijkt ook bij de sessie ‘Artistiek onderzoek: “ontnuttigen” en artistiek dwalen’. Hier presenteren studenten van ArtEZ hun artistieke onderzoeken. Hedwig Koers kiest voor een performance in plaats van een powerpoint, wat een welkome afwisseling is in het, toch heel talige, programma. Maar daarbij denk ik wel terug aan het museumonderzoek van Schrandt eerder die dag. Ik vraag me af of het erg is dat ik voor mijn gevoel nu wel iets heb beleefd, maar niet veel heb geleerd over haar onderzoek.

Tegelijkertijd ontstaat er een discussie over wat nu het ‘artistieke’ van de gepresenteerde onderzoeken kenmerkt. De kunst lijkt meer onderzoeksobject dan methodologische aanpak. In dit opzicht zijn deze onderzoeken bijna de tegenhanger van de studies die gepresenteerd werden in de sessie over experimentele etnografie. Vroeg ik me bij de laatste nog af of we hier nog wel kunnen spreken van ‘onderzoek’, nu zoek ik naar wat nu eigenlijk het ‘artistieke’ kenmerkt, aangezien er vooral conventionele onderzoeksmethoden lijken te zijn gebruikt.

De sociale kant van cultuurparticipatie

Tot slot woonde ik twee sessies bij die zich expliciet focussen op de sociale kant van cultuurbeleving. Wim Burggraaff en Mieke Klaver nemen de bewoners van een flat in Mariahoeve als populatie voor hun onderzoek. Ook in dit geval ben je als onderzoeker geen objectieve buitenstaander, maar onderdeel van je studieobject. Burggraaff en Klaver proberen zoveel mogelijk zelf in de flat aanwezig te zijn en organiseren activiteiten voor de bewoners. Middels gesprekken proberen ze te achterhalen welke vormen van cultuurparticipatie er te vinden zijn in Mariahoeve en wat de (culturele) activiteiten betekenen voor de bewoners.

Het sociale aspect is ook een belangrijk thema in de studies van Sandra Trienekens die veel onderzoek doet in opdracht van organisaties met een culturele en sociale doelstelling. In haar sessie ‘Vreemde gasten/waar schuurt participatieve kunst?’ laat ze zien dat participatieve kunst tal van spanningsvelden met zich meebrengt. Ze contacteert een trend waarbij er minder vraag is naar legitimering van culturele programma’s en steeds meer focus is op verduurzaming en verankering. Het duale karakter van participatieve kunst die, zowel inhoudelijk als organisatorisch, tussen het sociale domein en de kunstwereld in zit zorgt voor interessante vraagstukken.

Ook hier worstelen we met de vraag óf en hóe je cultuurervaringen kunt en moet willen meten en of je in dit geval zoekt naar effecten op sociale dimensies of binnen het kunstenveld. Trienekens geeft aan dat effectmeting is als onderzoek doen naar een schot hagel: een kunstervaring kan immers op vrijwel iedereen een ander effect hebben en is van heel veel factoren afhankelijk.

Verschillende vormen van ‘artistieke’ methodologie

Alle vijf sessies die ik bezocht trachtten de cultuurervaring te duiden: wat betekent cultuur voor ons en hoe kunnen we dit onderzoeken? Hierbij lieten de onderzoekers opvallend vaak de kwantitatieve sociaalwetenschappelijke methodologie, lang dominant in onderzoek naar cultuureducatie en -participatie, gedeeltelijk of geheel los en kozen ze voor een meer kwalitatieve aanpak.

In het oog sprong de ‘artistieke’ methodologie in diverse presentaties. Het zelf actief deelnemen, subjectiviteit en artistieke vormen van presenteren worden hierbij ingezet voor onderzoek. Dat dit niet evident is, bleek wel uit de heel verschillende manieren waarop dit ‘artistieke’ karakter vorm kreeg in het onderzoek; in sommige gevallen was het vooral de achtergrond van de onderzoekers, soms helemaal verweven met de methodologie en soms voornamelijk een presentatievorm.

Gezonde spanning tussen kunst en onderzoek

Als we de kunsten meer willen verbinden met onderzoek, denk ik dat het belangrijk is om deze lagen duidelijk te onderscheiden en te kijken wat artisticiteit hier inhoudt en oplevert. Bij een aantal sessies had ik het gevoel dat ‘reflecteren’ bijna één op één gelijk werd gesteld aan wetenschappelijke analyse. Dit is denk ik een hellend vlak. Uiteraard delen de wetenschappelijke benadering en een artistieke benadering vele kenmerken (zoals creativiteit, outside the box denken, observatie en creatie), maar hun uiteindelijke doelstellingen en opbrengsten zijn mijns inziens heel verschillend.

Wanneer we een mix willen maken tussen de twee ontstaat een spanningsveld, zoals ook in de discussies tijdens de sessies wel bleek. Net zoals de schuring tussen kunst en het sociale domein die Trienekens constateert in de participatieve kunst, roept ook deze combinatie van kunst en onderzoek over beide domeinen veel vragen op.

Moeten we ons hier dan verre van houden? Ik denk van niet. Juist deze spanning lijkt me heel interessant om te onderzoeken en te bediscussiëren, omdat het ons denken aanscherpt over kunst en onderzoek. Goede theoretische onderbouwing lijkt me echter voor deze discussie essentieel. Zodat het kunstenveld en de wetenschappelijke wereld op gelijke voet kennis kunnen delen en we de resultaten beter op waarde kunnen schatten.

De sessies die ik bezocht waren:

  • Bernadette Schrandt: Hoe evalueer je ervaringen?
  • Evert Bisschop Boele, Edward Akintola Hubbard en studenten: Etnografisch onderzoek in kunst en cultuur.
  • Studenten en docenten van ArtEZ: Artistiek onderzoek: ‘ontnuttigen’ en artistiek dwalen.
  • Wim Burggraaff en Mieke Klaver: Een nieuw frame voor cultuurparticipatie.
  • Sandra Trienekens en Conny Groot: Vreemde gasten/waar schuurt participatieve kunst?

Bron

Winner, E., T. Goldstein and S. Vincent-Lancrin (2013), Art for Art’s Sake?: The Impact of Arts Education. OECD Publishing: Paris.

Verslag

Onderzoeksconferentie 2018 (met dank aan Musework)

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel