De kunst van samen samenwerken
Professionele leergemeenschappen, communities of practice, boundary crossing: allemaal zijn het noemers van samenwerking met elk hun eigen accenten. Die conclusie trokken Corinne van Beilen en Rhea Hummel, allebei docent-onderzoeker aan de Hanzehogeschool Groningen. Vier jaar lang volgden zij 25 leergemeenschappen in Drenthe en Groningen, waarin het draait om samenwerking tussen scholen en culturele instellingen. Eén van de facetten uit het onderzoek, was zicht krijgen op werkzame elementen van samenwerken.
Vormen van samenwerken
Voordat we die werkzame elementen bekijken, is het belangrijk om eerst de definitie helder te hebben. Professionele leergemeenschappen zijn formele verbanden in de context van een school en zijn doorgaans gericht op betere leerresultaten van leerlingen. De verbanden zijn wat losser in communities of practice. Daarin draait het om mensen met een gedeelde praktijk die samen een probleem of zorg delen, en zich daar in willen verdiepen. Samenwerking tussen verschillende domeinen en disciplines kenmerkt dan weer boundary crossing.
Ondanks de accentverschillen zagen Van Beilen en Hummel ook rode draden, de werkzame elementen. In alle gevallen draait het om:
- actief en onderzoekend leren;
- het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen;
- wederzijds leren en uitwisselen;
- benutten van kennis van buiten;
- een gezamenlijke verantwoordelijkheid;
- het belang van eigen inbreng.
Samenwerking vormgeven
‘Vat dit vooral niet op als handelingsvoorschrift, want elke groep moet het samenwerkend leren zelf weer vormgeven’, waarschuwt Van Beilen. ‘Wel is het belangrijk om zicht te krijgen op wat je precies samen aan het doen bent. Wie zijn er aan het leren? Waarom leren we samen? Wat is ons doel? Wat zijn we aan het leren? Hoe hebben we elkaar nodig? Waarom hebben we elkaar nodig? Wat is ieders rol? Hoe kunnen we ieders expertise het beste benutten? En van wie is het leren?
In breakoutrooms verdiepen de deelnemers zich met deze vragen nader in de kunst van het samenwerken. Wanneer begint en eindigt een leergemeenschap precies en wie bepaalt dat? Hoe voorkom je dat je als intermediaire instelling kartrekker bent en blijft? En daarmee samenhangend: hoe krijg en houd je netwerkdeelnemers actief betrokken? Hoogste tijd om wat succesverhalen uit de praktijk te horen.
Eigenaarschap en betrokkenheid
Vier jaar geleden startte Cultuur Oost vier labs om het cultuuronderwijs van de toekomst te verkennen. Deze labs vallen onder Cultuureducatie met Kwaliteit en Miranda Semmelink is moderator van het lab Kunst & Techniek. In dit lab zitten docenten kunstvakopleidingen, pabo, basisonderwijs en medewerkers van culturele instellingen. Haar tips:
- Zorg voor een gedeelde urgentie en een sterke betrokkenheid bij hetzelfde vraagstuk. Bij ons was dat de vernieuwing van het onderwijs.
- Benut kennis als inspiratiebron. Zo lieten wij ons voor innovatie inspireren door de effectuation theory van Saras Sarasvathy.
- Deel het eigenaarschap, bereid bijeenkomsten met meerdere leden voor zodat iedereen betrokken blijft.
- Check voortdurend of je het nog steeds over de goede dingen hebben. Geen verborgen agenda’s.
- Een diverse samenstelling kan praktisch lastig zijn, maar het is wel heel inspirerend.
Rolverdeling en tweerichtingsverkeer
Jantien Bijvoet (adviseur cultuuronderwijs bij Plein C) deed voor haar master onderzoek naar kennisdeling tussen CmK-projectleiders. ‘De respondenten mistten diepgang, analyse en transfer. Er werd niet optimaal gebruikgemaakt van elkaar’, deelt ze haar bevindingen. De behoefte was er echter wel, en haar onderzoek leverde concreet aanbevelingen op waar Plein C mee aan de slag kon.
Ze investeerden in een community of practice en een digitaal platform voor kennisdeling. Nadrukkelijk advies is om echt te letten op de rolverdeling en te zorgen voor tweerichtingsverkeer. Dat is precies wat Noëmi Mercks (collega van Jantien bij Plein C) ook benoemt. ‘Wij zijn weliswaar aanjager en hebben een helikopterblik, maar we kunnen en willen niet alles alleen doen. Inmiddels vinden alle partijen elkaar makkelijk. Ze kloppen aan bij mij en andersom kan ik gericht om sparringpartners vragen voor bepaalde thema’s. Het losvaste verband van onze community past daar prima bij. Iedereen sluit aan als het past, er is geen gedwongen deelname. Zo blijft de energie goed.’
Een duiventil waarin iedereen maar in- en uitvliegt, wordt het niet zo snel als je de basisvragen van Van Beilen als uitgangspunt houdt. Voordat je start, moet de samenwerking helder zijn. ‘Zorg dat het mensen echt iets oplevert voor hun directe praktijk. Hoe je je netwerk dan noemt, maakt niet zoveel uit. Vraag liever waarvoor je elkaar nodig hebt en bouw vervolgens aan een succesvolle samenwerking’, besluit ze.
Leestips
- Verandering, leren en kennis delen in het landelijke netwerk van penvoerders CmK
- Niet de kunsten, maar de kaart : Lerend netwerk Creatief vermogen Utrecht (Cultuur+Educatie 46, pag. 58-73)
- Lerend netwerken : delend ontstaan ideeën (Kunstzone 5, september 2020)
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)