Een Deltaplan voor de amateurkunst

Terugkoppeling Landelijke bijeenkomst Amateurkunstondersteuning, 24 september 2021.
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
‘Het cement voor de samenleving’. Zo omschrijft minister Van Engelshoven de amateurkunst. Hoe kunnen we voorkomen dat dit cement broos en brokkelig wordt? Aanbevelingen daarvoor zijn te vinden in het net verschenen onderzoeksrapport Revitalisering van de amateurkunst. Tijdens de landelijke bijeenkomst Amateurkunstondersteuning op 24 september 2021 ontstonden met dit rapport in de hand de eerste contouren van een Deltaplan.

Eind november 2020 nam de Tweede Kamer de motie Geluk-Poortvliet over structurele ondersteuning van amateurkunstverenigingen aan met 128 stemmen voor. Deze verenigingen, zo luidde het politieke oordeel, zijn belangrijk voor de samenleving en verdienen dus onze steun. Het was mede aanleiding voor LKCA om adviesbureau BMC een onderzoek te laten uitvoeren naar de specifieke behoeften van de sector en naar witte vlekken in voorzieningen. ‘Door corona is het belang van amateurkunstgroepen én van ondersteuning alleen maar urgenter geworden’, zegt LKCA-directeur Sanne Scholten.

Minister Van Engelshoven onderstreept dat. Bij het in het ontvangst nemen van het BMC-rapport omschreef ze amateurkunst als ‘zingeving en cement voor de samenleving’. Ze verwijst naar de cijfers: maar liefst 6,4 miljoen Nederlanders zijn bezig met enige vorm van amateurkunst en de helft van hen doet dat in verenigingsverband. ‘Dit is een heel belangrijk rapport, met mooie aanbevelingen.’

Zichtbaarder

BMC-onderzoeker Johan Boonekamp stipt kort de belangrijkste bevindingen aan uit het rapport Revitalisering van de Amateurkunst. Het beleid, en daarmee de infrastructuur, is versnipperd. Zo kent twee derde van de gemeenten geen ondersteuning voor de amateurkunst. De sector, en het maatschappelijke belang ervan, mag in de lokale politiek dus zichtbaarder worden. Op de korte termijn zouden daar middelen voor moeten komen, aldus een aanbeveling in het rapport.

Verder hebben amateurkunstgroepen dringend behoefte aan betere en betaalbare voorzieningen en ondersteuning bij ledenwerving, bij verjonging en vernieuwing, bij visie- en artistieke ontwikkeling en, sinds corona, bij het verder ontwikkelen van digitalisering en online activiteiten. Dat ledenwerving een knelpunt is, blijkt ook uit de jaarlijkse Verenigingsmonitor van LKCA (zie ook kader): er gaan meer leden weg (ook door vergrijzing) dan dat erbij komen. Corona heeft die trend versterkt: diverse amateurkunstgroepen staan voor de vraag kunnen we door of moeten we stoppen?

John Oliveira (onafhankelijk lid Raad voor Cultuur) schrok van het BMC-rapport. ‘Het is een pijnlijke bevestiging van wat we al een tijdje weten.’ Hij onderschrijft ook de aanbeveling voor meer samenhang in landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. De overheden moeten voortbouwen op elkaar in plaats van denken dat de ander het wel regelt. ‘Je moet beter kijken naar ecosystemen.’

Uit het rapport komt ook naar voren dat amateurkunstgroepen een rol (kunnen) spelen in verbinding en tegengaan van eenzaamheid. Voor 80% van de mensen is het sociale aspect, elkaar ontmoeten en samen bezig zijn met amateurkunstbeoefening, de belangrijkste reden om zich bij een amateurkunstgroep aan te sluiten. Dat pleit voor een integraler beleid, waarbij overheden beleidsdomeinen zoals cultuur, zorg en welzijn, veel meer verbinden.
Olivieira twijfelt over die koppeling met het sociale domein, dat kan ook op gespannen voet komen te staan met het artistieke. Ook de onderzoekers hoorden dat amateurkunstgroepen daar niet altijd op zitten te wachten. Scholten nuanceert: ‘Zie het als kans om je vereniging te versterken, dus niet als opdracht.’

Monitors & landkaarten

Het BMC-rapport gaat alleen over amateurkunstbeoefening in groepsverband. Informatie over individuele amateurkunstbeoefening is te vinden in de jaarlijkse Monitor Amateurkunst (MAK) van LKCA. Bovendien start LKCA binnenkort een onderzoek naar informele koren. Daarnaast verzamelt LKCA sinds 2018 via de jaarlijkse Verenigingsmonitor cijfers over amateurkunstverenigingen en -stichtingen en heeft het de ondersteuning van verenigingen letterlijk in kaart gebracht. De landkaart bevat ruim tweehonderd organisaties die zich bezighouden met ondersteuning en is doorzoekbaar op onder meer regio en kunstdiscipline.

Verder lezen:
Cultuur+Educatie 57, met een artikel van Arno Neele over cultuurdeelname in steden en op het platteland.
Cultuur+Educatie 53, themanummer over kunstbeoefening in de vrije tijd (verenigingen, stichtingen en informele verbanden).

Betere afstemming

Het rapport brengt in beeld waar amateurkunstgroepen behoefte aan hebben. Hoe kunnen we een routekaart ontwikkelen, zodat ze weten met welke vraag ze waar terecht kunnen en waarin de verantwoordelijkheden van alle overheidsniveaus helder zijn? Over deze twee vragen bogen deelnemers zich tijdens de eerste deelsessie.
Faciliteiten, zoals podia en repetitieruimtes, zijn typisch een taak voor de lokale overheden. Locaties zijn er vaak wel, alleen zijn deze vaak te duur voor amateurkunstgroepen en kunnen ze niet voldoen aan wetgeving over bijvoorbeeld brandveiligheid en, sinds corona actueel, ventilatie. Olivieira stelt voor om locaties die toch al gesubsidieerd zijn, bijvoorbeeld voor culturele organisaties in de basisinfrastructuur, ook beschikbaar te stellen voor amateurkunstbeoefenaars. ‘Daarover kun je prestatieafspraken met partijen maken.’
Provinciale overheden kunnen meer doen aan netwerkvorming en het zichtbaar maken van financiële regelingen voor amateurkunstgroepen. ‘Ik kan nu bijvoorbeeld als Haagse club niet samenwerken met een koor in Voorburg, dat valt buiten de gemeentelijke subsidie’, zoals iemand vertelt. Dat zijn gemiste kansen. ‘Menselijk gedrag houdt zich niet aan gemeentegrenzen.’

De taak van de landelijke overheid is om een integrale aanpak te stimuleren. Zodat het niet meer mogelijk wordt dat twee derde van de gemeenten niets doet voor amateurkunstgroepen. Verder zou de landelijke overheid moeten kijken waar op wetgeving uitzondering te maken zijn voor verenigingen. Neem de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Heel essentieel voor grote (zakelijke) besturen, maar voor amateurkunst schiet de wet haar doel fors voorbij. ‘Wie wil er straks nog bestuurder worden?’ Ook de AVG betekent voor verenigingen en stichtingen onnodig veel rompslomp en formaliteiten. Dit zou de amateurkunstsector heel goed samen met de amateursportclubs kunnen aankaarten.

Eigen organisatiekracht

Om de organisatiekracht van amateurgroepen te versterken zijn al enkele mooie aanpakken beschikbaar en verzameld (zie ook ‘Tools voor verenigingen’ op de LKCA-website). Tijdens de tweede deelsessie komen er drie langs.
Rob van Doggenaar (zelfstandig coach) hoorde vaak van besturen dat leden zich als consumenten gaan gedragen of dat ze ‘niets willen’. Daarom ontwikkelde hij een aanpak gericht op ledenbetrokkenheid. Kern ervan is dat leden weer samen om tafel gaan zitten en bespreken wat zij belangrijk vinden en wat zij als kernwaarde van hun club zien. Is dat bijvoorbeeld op een zo hoog mogelijk niveau muziek beoefenen of iedereen mee laten doen? ‘Door mee te praten over de vereniging voelen leden zich weer betrokken. En soms leidt dat ook tot actieve inzet’, vertelt Van Doggenaar. Overigens moet soms ook het bestuur leren meer te delegeren en leden bij zaken te betrekken.

Ook in de cursus Samen Slim Deelnemers Werven staat teruggaan naar de kern – wie zijn wij? – centraal. Nu niet als doel om bestaande leden te engageren, maar als eerste stap om nieuwe leden te werven. Na deze zelfanalyse (wie zijn wij, wat willen wij en hoe onderscheiden wij ons van andere clubs?) kiezen amateurkunstgroepen een doelgroep en maken ze vervolgens een persona. ‘Dit is de moeilijkste fase’, vertelt cursusleider Jacintha Blom (cultuurcoach Enschede), ‘ze moeten dan in de huid kruipen van iemand die misschien wel lid wil worden.’ De laatste stap is nadenken over hoe jouw aanbod interessant(er) kan worden voor nieuwe leden. Vanuit LKCA worden trainingen aangeboden aan ondersteuners die de cursus Samen Slim Deelnemers Werven willen aanbieden aan hun doelgroep.
Erica Gruyters (Kunstloc Brabant) ten slotte ontwikkelde een toekomstcheck die amateurkunstgroepen leert nadenken over de lange termijn. De ingevulde checklist vormt de inzet van een gesprek over acties en oplossingen om vitaal te blijven. ‘Dit helpt verenigingen om uit een kokervisie en hun business as usual-aanpak te komen.’

Leren van informele verbanden

Om het business-as-usual tegen te gaan kan het ook helpen om te kijken naar informele verbanden. Deze zijn vaak innovatief en zichtbaar. Wat valt daarvan te leren? Dat is het thema van de derde en laatste deelsessie.
Judith Ensel (Art-fact Tilburg) en Quinta Clason (cultuurmakelaar Oldenzaal) zien in hun steden mooie informele initiatieven langskomen. De deelnemers zijn een stuk jonger (20-49 jaar) dan de leden in verenigingen. Kenmerken zijn verder de grote zelfredzaamheid en peer learning. De activiteiten variëren van min of meer traditioneel (zoals een meidenmusicalgroep in een wijk of een vriendengroepje) tot een innovatief en creatief platform of festival van en voor jongeren met een artistieke achtergrond. Als ze al hulp ergens bij willen, is dat het vinden van goede locaties.
Die inventiviteit van informele verbanden, het zoeken naar mogelijkheden buiten gebaande paden, kan inspirerend zijn voor verenigingen. Deze zijn vaak afwachtender en bang om risico’s te nemen. En zoals iemand zegt: ‘Het consumentengedrag is volstrekt afwezig bij informeel, er zit een enorme slagkracht in. Je kunt niet achterover hangen.’

Je moet informele verbanden niet alleen gebruiken als inspiratiebron voor verenigingen, maar hen zelf ook meenemen in de ondersteuningsstructuur, benadrukt Joan Biekman (CultuurSchakel). Ze vindt het raar en tekenend dat, terwijl de helft van alle amateurkunstbeoefenaars in het informele circuit zit, de traditionele fondsen en subsidies zich nog steeds hoofdzakelijk richten op verenigingen en stichtingen. ‘Welk signaal geef je daarmee af?’ Ruud van Eeten (Huis voor de Kunsten Limburg) valt haar bij. ‘Er ligt een serieuze taak om deze informele groep veel beter te koppelen aan beleid, regelgeving en mogelijkheden. Dit is een witte vlek waarvoor we echt de hand in eigen boezem moeten steken.’
Dus ook de ondersteuners en beleidsmakers kunnen leren van informele groepen: minder denken vanuit bestaande structuren, uit de eigen koker komen en nieuwe mogelijkheden ontdekken. Zo ontstaat er echt een vitale amateurkunstsector die de samenleving van cement kan voorzien.

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 5 / 5. totaal 1

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
Matthijs Beerepoot
Matthijs Beerepoot
Functie: Specialist Cultuurparticipatie
Expertise: verenigingen
matthijsbeerepoot@lkca.nl
030 711 51 84
Nicole Stellingwerf
Nicole Stellingwerf
Functie: Specialist Cultuurparticipatie
Expertise: cultuurparticipatie
nicolestellingwerf@lkca.nl
030 711 51 85
Bekijk alle experts
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel