Een nieuwe generatie aanbieders kunsteducatie
Traditioneel gesubsidieerde kunstencentra krijgen de hardste klappen. Met wisselend succes zoeken ze nieuwe en meer flexibele manieren zich te organiseren. Er zijn hierdoor zorgen over kwaliteit, werkzekerheid, concurrentie, continuteit en toegankelijkheid. Maar er zijn ook onverdeeld positieve verhalen. Van een nieuwe generatie zelfstandige kunstdocenten die een zonnige toekomst voor zich ziet.
Trends op de markt voor kunsteducatie
De markt voor kunsteducatie is vooral een lokale aangelegenheid. Maar uit de gesprekken die we voerden met 24 aanbieders uit de zes gemeenten kunnen we toch enkele algemene maatschappelijke trends ontwaren die de markt beïnvloeden:
- De overheid steekt minder geld in de markt dan 10 jaar geleden.
- Leerlingen willen zich niet meer voor een lange periode binden of hebben niet meer de tijd of het doorzettingsvermogen om goed te willen worden in een bepaalde kunstdiscipline. Veel aanbieders hebben het dan over ‘consumerende’ klanten die ‘hoppen’, ‘shoppen’, ‘fladderen’ of ‘snuffelen’.
- Kinderen blijven verreweg de belangrijkste klanten, maar sommige docenten zien ook bij volwassenen en ouderen steeds meer vraag ontstaan naar lessen en workshops.
- Digitalisering brengt nieuwe kunstdisciplines, andere vormen van leren en nieuwe manieren van public relations met zich mee.
Kunstencentra vinden zichzelf opnieuw uit
De gesubsidieerde aanbieders ondergaan de grootste veranderingen. We zien verschillende scenario’s die zulke aanbieders doorlopen als gevolg van de bezuinigingen:
- opheffing – CAN in Nuenen en De Muzerie in Hardenberg
- reorganisatie – Kunstencentrum Venlo en Kunstkwartier in Helmond, Geldrop en Nuenen
- fusie – Aan de Slinger in Houten
- doorstart als docentencollectief – De Wâldsang in Achtkarspelen en de Nieuwe Muziekschool Alphen
‘De sector is zich opnieuw aan het uitvinden’, aldus een directeur van een kunstencentrum. De eigenaar van een particuliere muziekschool formuleert het iets scherper: ‘Het oubollige maakt plaats voor het nieuwe’.
Flexibilisering
Het traditionele model van het Centrum voor de Kunsten met personeel in vast dienstverband en jaarprogramma’s lijkt niet te passen bij de behoefte aan ‘flexibilisering’. Veel kunstencentra hadden al langere tijd te maken met dalende leerlingenaantallen. De vraag van de klant is ‘wispelturig’ en het snelle verloop van kunstdisciplines en kunstvormen vergt volgens bestuurders van kunstencentra een organisatievorm die in staat is zich snel aan te passen.
Centra voor de Kunsten geven aan dat ze meer ondernemend, flexibel en marktgericht moeten zijn willen ze succesvol zijn in de nabije toekomst. Precies de succesfactoren volgens de commerciële aanbieders.
Meer concurrentie
Kunstdocenten die voorheen in loondienst waren voegen zich bij de grote groep zzp’ers op de markt voor kunsteducatie. Dat merken de geïnterviewde aanbieders ook. Enkele spreken van meer concurrentie. En ze maken zich zorgen over de gevolgen voor de kwaliteit, zoals een manager bij een kunstencentrum: ‘Waar ik moeite mee heb, is dat een pianodocent trompetles zit te geven: dat is natuurlijk minder kwaliteit’. De coördinator van een docentencollectief vertelt ons dat ze last hebben van ‘beunhazen’ die lesgeven voor minder geld en minder kwaliteit bieden.
Geen vetpot en geen werkzekerheid
Zelfstandige op de markt voor kunsteducatie is in financiële zin geen luxe positie. De zzp’ers die we spraken geven aan dat hun inkomen geen vetpot is. Twee beeldend kunstenaars die als zzp’er ook lessen en workshops geven werken daarnaast in loondienst bij respectievelijk een basisschool en een groentezaak. Twee muziekdocenten hebben het inkomen van de partner nodig om rond te kunnen komen. En een gitaardocent ziet zijn gitaarlessen vooral als bijverdienste naast zijn pensioen. Voor degene die er wel een belegde boterham mee verdienen is het elk jaar spannend of het ook deze keer weer lukt om rond te komen.
Een nieuwe generatie
De docenten die voorheen in dienst waren van kunstencentra betalen de rekening van de bezuinigingen. Geen vast dienstverband en cao meer. Administratie en marketing doen ze zelf. Ze hebben minder werkzekerheid en werken voor lagere tarieven. En ze verdienen minder dan voorheen, waardoor ze noodgedwongen korten op verzekering en pensioen.
Overigens kun je hier ook genuanceerder over denken. De eigenaar van een particuliere muziekschool vindt dat docenten vroeger bij gesubsidieerde kunstencentra eigenlijk teveel verdienden en dat de nieuwe situatie een kwestie van wennen is: ‘Er komt nu een nieuwe generatie die er anders in staat’. Zo heeft hij ook een andere kijk op kwaliteit. Docenten van zijn muziekschool hoeven niet per se een diploma te hebben. Veel van zijn docenten spelen juist in bands en hebben volgens hem vanuit die ervaring extra kwaliteiten voor het lesgeven.
Een zonnige toekomst
Voor docenten die al een eenmanszaak hadden of werkzaam zijn bij een commerciële aanbieder lijken de veranderingen veel minder groot. Een aantal vertelt ons zelfs van groei en bloei, zoals de eigenaresse van een muziekschool. In 2006 begon ze in haar eentje, maar inmiddels verzorgen 10 docenten (allen zzp’er) namens haar muziekschool muzieklessen op vijf verschillende plaatsen in de regio. Ook de toekomst ziet zij zonnig: zij merkt een groeiende vraag naar muzieklessen van zowel kinderen als volwassenen. Maar dan niet ‘het traditionele beginnen met de blokfluit’, maar een persoonlijke aanpak met lessen op maat. Een aantal particuliere aanbieders merkt bovendien dat ook het reguliere onderwijs hen steeds beter weet te vinden.
Rust en vertrouwen
Hoe kijken de aanbieders tegen subsidies en de rol van de gemeente aan? Degene die subsidie ontvangen benadrukken het belang van subsidiëring voor hun instelling. Zonder ondersteuning krijgen zij de begroting niet rond en kunnen zij hun diensten niet aanbieden. Zij merken op dat ze financieel ‘weinig vet op de botten’ hebben en dat de continuïteit daardoor kwetsbaar is. Een van de kunstencentra is de laatste jaren zelfs druk bezig geweest met het wegwerken van een schuld. Ze spreken de hoop uit dat er nu echt een einde is gekomen aan de bezuinigingen. De sector heeft ‘rust’ en ‘vertrouwen’ nodig, verzucht een van de directeuren.
WMO-gelden voor cultuur
De kunstencentra zien ook mogelijkheden om in de toekomst cultuur te subsidiëren uit budgetten voor welzijn, zorg, onderwijs, economie en recreatie. Juist voor deze domeinen hebben gesubsidieerde kunstencentra – ten opzichte van commerciële aanbieders – een belangrijke meerwaarde: zij zijn als een van de weinigen in de sector in staat culturele projecten op te zetten voor deze ‘maatschappelijke markt’.
Twee geïnterviewde kunstencentra roepen de gemeenten dan ook op WMO-gelden te gebruiken voor de financiering van culturele activiteiten. Maar gemeenten maken hier tot nu toe niet of nauwelijks gebruik van. ‘Een gemiste kans’, aldus een directeur.
Oneerlijke concurrentie
De aanbieders die geen subsidie ontvangen kijken anders tegen de rol van de overheid aan. Sommige hebben de gemeente niet nodig, want ‘het is prettig om eigen beslissingen te kunnen nemen’. Anderen zijn uitgesproken negatief. De eigenaar van een particuliere jeugdtheaterschool noemt subsidie ‘de grote vijand’, omdat het oneerlijke concurrentie creëert.
Een van de particuliere aanbieders ziet in subsidiëring van de vraag (in plaats van het aanbod) een oplossing: ‘Dan is het gelijk gedaan met de oneerlijke concurrentie’. Een docent ziet vooral in de kinderen waarvan de ouders niet veel geld hebben een belangrijke doelgroep van subsidiëring, want ‘de maandelijkse betalingen zijn toch vaak een lastig gesprek met deze ouders’.
Zoveel aanbieders, zoveel verhalen
Elke aanbieder heeft zijn eigen verhaal en zijn eigen visie. Van de zzp’er die slechts een paar keer per jaar een creatieve workshop verzorgt tot het gesubsidieerde kunstencentrum met docenten in loondienst. Van aanbieders die streven naar ‘ouderwetse’ kunsteducatie gericht op talentontwikkeling tot aanbieders die ‘geen hoogdravend gedoe’ willen en zich richten op het sociale aspect. Maar ze zijn allemaal gedreven en stappen vol enthousiasme de toekomst tegemoet. Als LKCA blijven we hen ook in de toekomst vragen naar hun verhalen, ervaringen en ideeën.
Lees meer
Op zoek naar een nieuwe identiteit – Kunstencentra in transitie;
Voor elke beoefenaar wat wils – Motieven om voor een bepaalde aanbieder te kiezen;
Werken als nikkelen nelissen – Docentencollectieven: van leverancier tot partner
in Zicht op Cultuurparticipatie 2016
Kunsteducatie in de 21e eeuw. Geavanceerde afspraken, innovatieve organisatievormen & nieuwe werkrelaties (Universiteit van Tilburg & Stichting OAK, 2016)
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)