In een inclusieve klas voelt elk kind zich thuis
Om de beurt mogen de kinderen bij de juf komen. Vertel maar waar jij voor de laatste keer pijn hebt gehad, vraagt ze. Het eerste kind wijst op haar vinger en juf plakt er een vrolijke pleister op. Het tweede kind vertelt over haar buikpijn, maar juf plakt toch een pleister op haar vinger. En zo gaat het door, wat kinderen ook vertellen, ze krijgen allemaal een pleister om hun vinger. Hoe zouden ze zich voelen?
Welbevinden
Met dit praktijkvoorbeeld maakt Bodine Romijn (onderzoeker-docent Pedagogiek in Diverse Samenlevingen, Universiteit Utrecht) duidelijk dat je met gelijke behandeling diverse leerlingen tekort doet. De leerkracht, zo vertelt ze er gelukkig achteraan, deed de pleisteractie als opmaat voor een klassengesprek over verschillen: niet ieder kind heeft hetzelfde nodig en dus is ongelijke behandeling vaak eerlijker.
De Code Diversiteit en Inclusie gaat ervan uit dat sommigen extra aandacht behoeven, bijvoorbeeld mensen met een migratieachtergrond of een fysieke of mentale beperking. Daarbij streef je naar inclusie aan de deur (gelijke toegang tot voorzieningen) en achter de deur (het gevoel onderdeel te zijn van het geheel. ‘Inclusie draait om het erkennen, accepteren en waarderen van verschillen en om welbevinden’, vat Romijn samen.
De eerste stap om daaraan te werken is bewustwording. Veel deelnemers noteren dit als opdracht voor zichzelf op de padlet van dit LKCAtelier.
Eigen taal
Elk kind wil gezien worden. Dat is ook de algemene boodschap uit de ISOTIS Kindstudie, een groot Europees onderzoek waaraan Romijn meewerkt. De onderzoekers vroegen kinderen uit achtergestelde groepen (Noord-Afrikaans, Roma, Turks en lager opgeleide natives) naar wat zij belangrijk vinden voor hun welbevinden.
Het mogen gebruiken van hun thuistaal vinden kinderen belangrijk. Dat mag op veel scholen niet, omdat de gedachte is dat dit het leren van de meerderheidstaal in de weg zou zitten. Maar dat is een misvatting: meertaligheid is juist een pre als je het op de goede manier ondersteunt. Daarbij meten we soms met twee maten. ‘Een kind dat Nederlands en Engels spreekt, krijgt te horen: wat knap dat je al twee talen spreekt’, vertelt Romijn. ‘Maar een kind dat Nederlands en Arabisch spreekt, zou een taalachterstand hebben.’
De moedertaal is de taal waarin je je het beste kunt uitdrukken en die onderdeel is van je identiteit. ‘Dus door kinderen te verbieden hun thuistaal te spreken, zeg je feitelijk: dit stuk van jou mag hier niet zijn.’ Ook bij cultuureducatie is het goed om stil te staan bij die ruimte voor meertaligheid, bijvoorbeeld in opdrachten. Een oplossing daarbij is om de meertaligheid van kunst te benutten, zoals beeldtaal of muziek.
Herkenning
Naast hun taal willen kinderen zich kunnen herkennen in de leeromgeving en het gevoel hebben dat hun leefwereld ertoe doet. Dat betekent bijvoorbeeld dat lesmateriaal en leesboeken recht doen aan diversiteit. Dat niet alle sommen en leesteksten gaan over de witte middenklasse (aardappels eten, museumbezoek, vakantie in Frankrijk), maar gevarieerd en kleurrijk zijn.
Kijk met die blik eens naar je klasseninrichting en naar je opdrachten, luidt Romijns advies. Met kleine ingrepen kun je zorgen dat elk kind zich thuis voelt. Staat er in de kookhoek bijvoorbeeld ook een tajine? Zijn er voldoende kleurpotloden waarmee kinderen hun eigen huidskleur kunnen weergeven?
Die huidskleur maakt veel discussie los. Moet je daar wel de aandacht op vestigen? Wel doen, stelt Romijn. Ze verwijst naar een beroemd onderzoekexperiment met poppen, waaruit blijkt dat kinderen al heel jong positieve eigenschappen toekennen aan de pop met een lichte huidskleur en negatieve aan de pop met een andere huidskleur. ‘Dat vraagt om activiteiten waarin je samen praat over verschillen. Druk ieders huidskleur bijvoorbeeld uit in lekkere, positieve dingen zoals chocola, pizzakorst of vanille-ijs.’ Let hierbij erop dat je wel recht doet aan de grote diversiteit die er is en niet kinderen de keuze geeft uit drie of vier opties. Dan loop je namelijk het risico dat je stigmatisering en racisme juist in de hand werkt, merkt een deelnemer terecht op.
En wat nu als er in een klas maar twee leerlingen zitten met een andere huidskleur? Wat je in elk geval niet moet doen is die twee eruit lichten. ‘Pas op met aannames over hoe kinderen zijn. Ook tussen witte kinderen zijn veel verschillen. Huidskleur is niet synoniem voor anders-zijn.’
Intercultureel competent
Een kind wil zich welkom weten in de klas. Dat vraagt van professionals een open houding en waardering voor diversiteit. En vooral: om erkenning van verschillen (intercultureel perspectief). Een veel gehoorde uitspraak als ‘ik zie alleen mensen, geen kleuren’ is sympathiek, maar dit ‘kleurenblindperspectief heeft een keerzijde. ‘Je doet daarmee geen recht aan kinderen die echt andere dingen nodig hebben.’ Zoals dus het pleistervoorbeeld duidelijk maakt.
Het is verder belangrijk om jezelf te bewust te zijn van eigen, impliciete vooroordelen. Want die hebben invloed op hoe je kinderen behandelt en benadert. Verwacht je bijvoorbeeld dat kinderen uit laagopgeleide gezinnen minder goed leren, dan is de kans groot dat jouw verwachting een selffulfilling prophecy wordt, want leerlingen gaan zich gedragen naar jouw verwachtingen (Pygmalion-effect). Het is daarom goed om samen met collega’s te reflecteren op die onbewuste vooroordelen.
Hoe diverser de klas, hoe competenter leerkrachten zich blijken te voelen. Omgaan met diversiteit is iets wat je in de praktijk moet leren. En benut daarbij als professional vooral de experts, ouders en kinderen met een andere achtergrond dan jijzelf. En Romijns laatste tip: ‘Wees ook niet te krampachtig. Doe liever een keer iets fout en leer daar weer van dan dat je aandacht voor verschillen uit de weg gaat.’
Lees- en kijktips
- Vooroordelen in het onderwijs: Doe de test
- Onbewuste vooroordelen en onderwijs (Onderwijscommunity)
- Early Years Blog (Universiteit Utrecht)
- Docuserie ‘Klassen’ (NPODoc)
Over dr. Bodine Romijn
Onderzoeker | Departement Educatie & Pedagogiek | Faculteit Sociale Wetenschappen | Universiteit Utrecht
Dr. Bodine Romijn is onderzoeker en docent aan de afdeling Pedagogiek in Diverse Samenlevingen (PiDS). Haar werk focust zich op gelijke kansen, diversiteit en inclusie in opvang en onderwijs. Hierin kijkt ze naar de interculturele competenties van professionals en de rol die organisaties hebben in het ondersteunen en faciliteren van hun staf om cultureel sensitieve en inclusieve praktijken in de groep te implementeren.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)