Mark Mieras over de mechanismes achter kansen(on)gelijkheid 

Hoopvol onderwijs begint bij een hoopvolle docent
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Hoop doet niet alleen leven, hoop doet ook leren. Dat blijkt uit het uitgebreide literatuuronderzoek dat wetenschapsjournalist Mark Mieras deed. En weer blijkt: kunst- en cultuuronderwijs creëert hoop door andere vaardigheden aan te spreken dan rekenen en taal, waardoor kansenongelijkheid vermindert.
Foto: Hein van den Heuvel

Het klinkt enigszins als appeltje-eitje: wie hoop heeft, en dus perspectieven ziet voor zijn toekomstige ik, zal ook gemotiveerder zijn om zich in te spannen voor dat doel en meer kans maken om dat ook te bereiken. Maar, constateert Mark Mieras, ons schoolsysteem is niet ingericht om die hoop te bieden.

Mindset

Hij ploegde, op verzoek van Méér Muziek in de Klas, een indrukwekkend aantal studies door die met cijfers onderbouwen hoe de mindset waarmee kinderen naar school komen een factor van belang is bij het creëren van meer kansengelijkheid. Kinderen uit hogere sociaal-economische klassen krijgen van huis uit meer hoop en een positief zelfbeeld mee. Kunst- en cultuuronderwijs zijn bij uitstek geschikt om eigenschappen te stimuleren die een rol spelen bij het creëren van hoop. 

Eén onderzoek met name vormde voor Mieras de aanleiding om dieper in de materie te duiken. ‘Het literatuuronderzoek dat ik heb gedaan is een soort legpuzzel en het is opvallend hoe systematisch gelijke kansen worden gesteund door álle aspecten van kunsteducatie, vaak met robuust bewijs. Samen bieden de studies een aanzienlijke evidentie. Dat ene onderzoek sprong er voor mij uit omdat werd gekeken naar leerlingen met ouders met weinig opleiding. De conclusie was dat kinderen die naar scholen waar cultuureducatie serieus genomen wordt, veel vaker dan kinderen die naar een ‘gewone’ school gingen, uiteindelijk een goede, professionele carrière hadden.’

Dat veel vaker was niet tien procent meer, maar 49 tegenover 21 procent, meer dan twee keer zo veel. 

‘Statistiek kan bedrieglijk zijn. Daarom ben ik er dieper ingedoken. Wat verklaart dit effect? Is het echt? Kunst- en cultuureducatie kan de kloof tussen kinderen uit lagere en hogere sociaal-economische klassen helpen dichten. Er valt een achterstand in te halen in intrinsieke motivatie, zelfsturing, creativiteit, nieuwsgierigheid, een interne beheersoriëntatie (‘ik kan zelf dingen voor elkaar krijgen’) in plaats van een externe (‘anderen gaan het voor mij regelen’). Het zijn kwaliteiten waar klassiek onderwijs níet op stuurt; de aloude overtuiging is dat goed presteren en succes hebben in het leven vooral een kwestie is van intelligentie. Ten onrechte.’

Wat kan het onderwijs, inclusief kunst- en cultuuronderwijs, leren van uw onderzoek? 

‘Kunstvakken staan vaak aan de zijlijn. Zo voelen docenten dat ook. Maar besef dat je een rol te spelen hebt, zeker voor kansarme kinderen. Zelfsturing is enorm belangrijk. In kunstvakken is dat te stimuleren door projecten meer toe te spitsen op vaardigheden die identiteitsvorming en interne beheersoriëntatie en zelfsturing stimuleren. Door meer op het proces te sturen dan op het resultaat.’

‘Het onderzoek laat zien dat een kwetsbare manier van benaderen – niet gericht op toetsbaar resultaat maar op initiatief en creatief vermogen van kinderen – vaardigheden geeft die hen uiteindelijk kansrijker maken. Dat heeft ook een positief effect op de prestaties in andere vakken.’ 

Wat kunnen docenten in kennisvakken dan doen als ze kinderen ook door de trechter van de eindtermen van bijvoorbeeld rekenen en taal moeten sturen? 

‘Er zijn meer parallellen dan je denkt. Neem begrijpend lezen. Dat gaat vooruit als je kinderen creatief laat schrijven. En je verbetert in een moeite door ook het creatief zelfvertrouwen, de interne oriëntatie en de positieve identiteit, en daarmee gelijke kansen. In rekenonderwijs is het waarschijnlijk moeilijker te objectiveren, maar ik vermoed dat meer onderlinge interactie ook daar dubbel positief uitwerkt. Als we het goed aanpakken is er geen dilemma.’

Maar docenten hebben nou juist vaak níet het idee dat er ruimte is om een eigen koers te varen. Het is een van de redenen waarom zij gedemotiveerd raken – geen goed uitgangspunt om leerlingen te motiveren. 

‘Dat is het resultaat van een beleid van decennia waarbij scholen docenten onderwerpen aan een systeem in plaats van hun eigen vakbekwaamheid te stimuleren. Ook docenten krijgen dan die externe beheersoriëntatie een gevoel van afhankelijkheid, een lagere dunk van zichzelf en weinig hoop. En inderdaad, dan lukt het nooit die kinderen hoop te geven; voor je zoiets kunt overdragen moet je er zelf over beschikken. Daarom is het belangrijk docenten weer vitaal voor de klas te krijgen.’ 

‘In Finland is het onderwijs decennia geleden hervormd. Kunst en bewegen zijn een belangrijke onderdelen geworden en het vakmanschap van de docent is centraler gesteld, met minder vaste methoden en eindtermen en meer ruimte voor de inspiratie van de leerkracht en de nieuwsgierigheid van de leerlingen.’

Het begint dus in wezen bij de docent? 

‘Het begint dus in wezen bij de docent. Jazeker.’

Verder lezen

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel