Provinciale cultuurnota’s: trends en aandachtspunten in cultuurbeoefening
Deze indicatoren zijn opgesteld vanuit het systeem voor cultuurbeoefening dat LKCA eerder gebruikte in de kennissynthese (2023). Daarin onderscheiden we zes categorieën: cultuureducatie, cultuurparticipatie, amateurkunst, talentontwikkeling, erfgoedparticipatie en immaterieel erfgoed.
Het gaat in dit artikel nadrukkelijk over cultuurnota’s die betrekking hebben op de komende beleidsperiode. In de analyse zijn beleidsbrieven, subsidieadviezen en overige beleidsdocumenten buiten beschouwing gelaten. Ook is er geen aanvullend empirisch onderzoek gedaan. We benadrukken dat deze beschrijving geen volledig beeld geeft van het provinciale beleid, en dit artikel geen beleidsevaluatie is. We kiezen hier echter voor omdat het wel de koers van de betreffende provincies weergeeft en dat het laat zien op welke aspecten provincies nadruk leggen. Het is dus mogelijk dat een provincie wel beleid voert op een specifieke indicator, maar dat dit dus niet terugkomt in de geanalyseerde beleidsdocumenten.
Wat valt op?
De politieke situatie binnen de provincies is met nieuwe samenstellingen van Gedeputeerde Staten (met BBB als grote verkiezingswinnaar) behoorlijk verschoven ten opzichte van de vorige beleidsperiode. Daar horen ook nieuwe beleidskoersen bij. Hoewel er binnen diverse provincies beleidsinhoudelijk veel hetzelfde is gebleven ten opzichte van 2021, zoals de provincie Groningen die benoemt dat beleid hoofdzakelijk wordt gecontinueerd, zijn er ook provincies waar op de cultuurbegroting bezuinigd wordt en er ‘scherpe keuzes’ gemaakt worden. Dat is naast politieke verschuivingen mede te verklaren door het beleid van andere overheden, waar provincies veelal in het kielzog van meevaren. Er zijn anderzijds ook provincies, bijvoorbeeld Drenthe, die aanvullende beleidsaandacht voor het culturele domein lijken te hebben. In de breedte zien we meer aandacht voor toegankelijkheid, amateurkunst en de maatschappelijke functie van cultuurbeoefening.
Hoewel provincies veelal aanhaken bij het beleid van andere overheidslagen, richten ze zich ook steeds meer op de eigen identiteit. Ze zien een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd in het bewaken en borgen van deze identiteit in de vorm van bijvoorbeeld streektalen en immaterieel erfgoed. Er is meer aandacht voor samenwerking, m met reflectie op de eigen provinciale rol. Dit sluit aan op het feit dat er gedurende de laatste Provinciale Statenverkiezing meer aandacht was, in zowel onderzoek1 als advies, voor de provinciale rolopvatting en de rolverdeling tussen overheden. We zien dit vraagstuk in diverse cultuurnota’s terugkeren, zoals in die van Flevoland. Ook is er toenemende aandacht voor de bestuurlijke afspraken tussen overheden en krijgt het traject naar een mogelijk Nationaal Akkoord Cultuurbeoefening (door sommige provincies aangeduid als Nationaal Akkoord Amateurkunst) een plek in diverse beleidsteksten. Een ambitie die in dit traject voor provincies bijzonder relevant is, is die van voldoende regionale spreiding van de beschikbare Rijksmiddelen.
Cultuureducatie: focus op primair onderwijs
Evenals in de eerdere analyse naar provinciale cultuurnota’s uit 2021, zien we dat alle provincies meedoen aan Cultuureducatie met Kwaliteit-4 (CmK4). Het vmbo, mbo en speciaal onderwijs hebben net als in 2021 nauwelijks een plek in het cultuureducatiebeleid van provincies. De provincie Groningen benoemt zelfs expliciet dat het basisonderwijs prioriteit heeft omdat ‘daar de basis wordt gelegd voor de eerste kennismaking met cultuur’. De provincie Groningen geeft wel aan zich meer in te gaan zetten voor het vergroten van het bereik op het voorgezet onderwijs en de samenwerking met de kinderopvang.
Slechts enkele provincies besteden aandacht aan en investeren in het mbo (Utrecht en Flevoland) en het speciaal onderwijs (Drenthe en Utrecht). De meeste provincies voeren geen zichtbaar gelijkwaardig beleid op alle onderwijslagen, met de belangrijkste focus op het primair onderwijs. Waar er nauwelijks plek is voor specifieke onderwijslagen, is er juist opvallend veel aandacht voor specifieke disciplines. Filmeducatie heeft binnen een aantal provincies, zoals Fryslân en Utrecht, hoofdzakelijk via de diverse Film Hubs een sterke positie verworven. Bijzondere inzet gaat bovendien uit naar streektaal in provincies als Fryslân, Groningen en Drenthe.
Amateurkunst: groeiende aandacht en maatschappelijke koppeling
Binnen de provincies is er toenemende inzet op amateurkunst. Hiermee volgen provincies landelijke beleidsontwikkelingen. Provincies als Fryslân en Drenthe kiezen voor meer focus op amateurkunst om alle inwoners de kans te geven om cultuur te beoefenen en leggen tevens de verbinding tussen cultuurbeoefening en maatschappelijke opgaven. Ook Limburg en Overijssel besteden ogenschijnlijk meer dan de vorige beleidsperiode aandacht aan amateurkunst. Daarnaast leggen veel provincies, waaronder Drenthe en Utrecht, nadrukkelijk de aandacht op de ondersteuning van het (amateurkunst)verenigingsleven. Noord-Brabant heeft zelfs een structurele meerjarige amateurkunstregeling voor zowel professionele als amateurkunsten.
Omdat het aannemelijk is dat overheden buitenschoolse cultuureducatie bij de gemeentelijke rolopvatting vinden passen, is hier weinig aandacht voor. Alleen de provincie Overijssel legt de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse cultuureducatie. Met uitzondering van Limburg en Gelderland besteden provincies ook nauwelijks tot geen aandacht aan cultuurparticipatie in informeel verband. Limburg reflecteert hierop en Huis voor de Kunsten heeft hier ook recentelijk onderzoek naar gedaan.
Veel aandacht voor talentontwikkeling
In alle (tot nu toe vastgestelde) provinciale beleidsnota’s voor de komende periode is er veel aandacht voor talentontwikkeling. Provincies als Gelderland, Drenthe en Flevoland investeren aanvullend in talentontwikkeling door bijvoorbeeld (incidentele) subsidieregelingen in te voeren ten behoeve van talentnetwerken en accentprojecten. Interessant zijn de eigen accenten die provincies aanbrengen: Fryslân investeert extra in HaFaBra-talent, Limburg stimuleert popmuziek en Gelderland zet in op bottom-up ontstane talentnetwerken.
Erfgoedparticipatie en immaterieel erfgoed
Binnen deze beschrijvende analyse laten we onder meer gebouwd erfgoed, monumentenzorg, archeologie en restauraties buiten beschouwing en kijken we alleen naar ‘erfgoedbeoefening’. Daarin zien we opvallend veel aandacht voor immaterieel erfgoed. Diverse provincies, zoals Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht en Limburg, benoemen het verdrag van Faro en zetten naar aanleiding daarvan sterk in op het bevorderen van erfgoedparticipatie en het verbinden van erfgoed aan maatschappelijke doelen en opgaven. Vaak koppelen zij dit aan de versterking en borging van de identiteit van de provincie.
Ondersteuningsstructuur
Alle provincies hebben een ondersteuningsinstelling voor cultuureducatie, en het merendeel ook voor amateurkunst/cultuurparticipatie. Het valt op dat de taken en rollen van steunfunctie-instelling per provincie kan verschillen. Zo heeft Huis voor de Kunsten (Limburg) nadrukkelijk geen taak in de ondersteuning van Limburgse gemeenten, waar KunstLoc (Noord-Brabant) dit wel heeft. Sommige provincies pakken hier ook zelf een rol in, zoals Fryslân (door het coördineren van overleg tussen Friese cultuurambtenaren, dit overleg is echter breder dan cultuurbeoefening), Utrecht en Flevoland (samenwerking met gemeenten via de cultuurregio’s). Provincie Overijssel zet bovendien als enige in op cultuurmakelaars en streeft een provinciaal dekkend netwerk na.
De meeste provinciale steunfunctie-instellingen lijken een steeds belangrijkere rol te spelen binnen de eigen provincies. Ze worden steevast als belangrijke partners genoemd en zijn voor veel provincies dé schakel tussen beleid en uitvoering. Tussen de beleidsteksten door lees je ook hier, zoals we eerder signaleerden in het LKCA-onderzoek naar provinciaal beleid, de afhankelijkheidsrelatie tussen provincie enerzijds en steunfunctie-instelling anderzijds.
Codes
We zien diverse verschillen in de invulling van de drie gedragscodes in de cultuursector (Code Governance Cultuur, Fair Practice Code en Code Diversiteit en Inclusie). Bijna alle provincies besteden aandacht aan de Code Governance Cultuur en stellen dit over het algemeen ook als harde voorwaarde voor culturele instellingen voor het verkrijgen van subsidie. De andere twee codes worden nauwelijks als harde criteria voor het verkrijgen van subsidies genoemd.
Hoewel alle provincies, met uitzondering van Gelderland, de codes benoemen, verschilt de invulling sterk. Zo stelt de provincie Fryslân dat de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie geen harde voorwaarden zijn omdat deze ‘te veel vragen van de culturele instellingen’. Aan de andere kant van het spectrum zit bijvoorbeeld Limburg en Flevoland, die meer aandacht besteden aan de codes en instellingen vragen hier ook op te reflecteren.
Ook de provincie Groningen zet stevig in op de diverse codes, waar voornamelijk fair pay in het oog springt. Instellingen die structureel subsidie krijgen in de periode 2021 – 2028 krijgen een plus op hun jaarlijkse bijdrage om fair pay betalingen te implementeren. Op die manier wil Groningen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen aandeel in de financieringsmix van instellingen. Ook ondersteunen diverse provincies culturele instellingen bij de implementatie van de codes.
Tot slot
Kort samengevat laten de provinciale cultuurnota’s voor 2025-2028 accentverschillen zoals de groeiende aandacht voor amateurkunst en erfgoedparticipatie zien, maar de regionale invulling sterk varieert. De verschillen in aandacht voor bijvoorbeeld streektaal en amateurkunst weerspiegelen de uiteenlopende demografische en culturele contexten van de provincies. Met deze analyse hopen we meer duidelijkheid te verschaffen over deze ondersteuning en de hoofdlijnen van de provinciale beleidskoersen rondom cultuureducatie en amateurkunst.
*In dit onderzoek is ook het Beleidskader Levendig Brabant 2023 & Uitvoeringsagenda Levendig Brabant 2024-2027 meegenomen, omdat het een groot deel van dezelfde beleidsperiode betreft. Dit beleidskader is echter eerder vastgesteld dan de andere geanalyseerde beleidsdocumenten en kan daarmee niet in dezelfde (politieke) context worden geplaatst als de andere beleidsstukken. Het maakt het beeld van de komende beleidsperiode wel completer en is omwille van die reden meegenomen in deze analyse. Bovendien is in het geval van Flevoland de Ontwerp Cultuurnota 2025-2028 meegenomen, gezien de definitieve nota op het moment van schrijven van dit artikel nog niet vastgesteld is.
Verantwoording
In deze analyse is louter gekeken naar cultuurnota’s met betrekking tot de periode 2025 – 2028. Alle andere beleidsdocumenten zijn buiten beschouwing gelaten. Daarnaast is er ook geen aanvullend empirisch onderzoek verricht. Daarom benadrukken we dat deze geen volledige weergave geeft van de beleidswerkelijkheid. Het kan zo zijn dat een provincie wel beleid voert op een bepaald thema, maar dat dit niet in de geanalyseerde documenten terugkomt. Deze analyse schetst daarmee enkel een beeld waarop de betreffende provincies zich op focussen de komende beleidsperiode.
In dit artikel kijken we specifiek naar het thema cultuurbeoefening. Daarvoor hanteren we het systeemperspectief dat LKCA eerder gebruikte in de kennissynthese cultuurbeoefening: cultuureducatie, cultuurparticipatie, amateurkunst, immaterieel erfgoed, erfgoedparticipatie en talentontwikkeling. Daarnaast kaarten we een aantal maatschappelijke thema’s aan waar provincies zich op oriënteren. Daarin is het ook mogelijk dat een provincie zich op deze maatschappelijke thema’s oriënteert via andere beleidsmaatregelingen en/of domeinen. Denk aan de relatie tussen kansengelijkheid en de bibliotheek (die we in dit onderzoek buiten beschouwing laten), of kansengelijkheid en erfgoedonderhoud (dat we eveneens buiten beschouwing laten).
De uitgewerkte analyse is op te vragen door contact op te nemen met onderstaande experts.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)