-
menu
-
Kennis
-
Thema's
-
Werkveld
-
- Publicaties
- Agenda
- In gesprek
- Over LKCA
Naam | Specialisme |
---|
De term kwaliteit spreekt niet voor zichzelf. Het is een ambigu begrip. De betekenis ervan is nooit gegeven, maar wordt altijd bepaald door mensen. Iedereen vindt kwaliteit belangrijk, maar maatstaven kunnen verschillen. Kwaliteit vul je in al naar gelang je situatie, invalshoek, voorkeur, verantwoordelijkheid, handelingsperspectief of belangen. Het (waarde)oordeel over kwaliteit is kortom afhankelijk van wie het uitspreekt.
Kwaliteit is in iedere sector van belang, maar nog net iets meer in het onderwijs, omdat alle kinderen recht hebben op goed onderwijs. De rijksoverheid maakt daarom via basiseisen, in de vorm van kerndoelen, duidelijk wat zij verwacht. Bovendien stelt het ministerie van OCW aanvullende regels en verplichtingen op, zoals toetsen, een leerlingvolgsysteem, referentieniveaus en leerlijnen. Schoolbesturen zijn formeel verantwoordelijk voor onderwijskwaliteit. Zij sturen vooral op opbrengsten (Cito-scores).
Scholen hebben veel vrijheid om hun onderwijs naar eigen inzicht in te vullen. Die autonomie kan echter ingeperkt worden door mechanismen van verantwoording en toezicht. Besturen moeten leeropbrengsten verantwoorden aan het ministerie, individuele scholen aan hun bestuur. De Inspectie van het onderwijs beoordeelt scholen regelmatig (vierjaarlijks) op kwaliteit. Kwaliteit kan hierdoor gekwantificeerd raken; verworden tot een beleidstarget met meetbare prestatie indicatoren, met name gericht op effectiviteit.
De kans is groot dat er minder tijd en aandacht aan cultuuureducatie besteed wordt. Professionals zullen over het algemeen een veel bredere kwaliteitsopvatting hebben, die uitgaat van ontwikkeldoelen en van waarom ze in het onderwijs werken.
Uit een analyse van Frissen et al. (2015) van het discours over kwaliteit blijkt dat bestuurlijke partijen dominant zijn in het gesprek over onderwijskwaliteit. Het ministerie van OCW, de Inspectie van het onderwijs en de onderwijsbesturen verenigd in de PO-Raad voeren de boventoon, spelers in het primaire proces (schoolleiders en leraren) zijn ondervertegenwoordigd. Er is een brede dialoog tussen alle betrokkenen nodig om het kwaliteitsbegrip, ook van cultuureducatie, vanuit een variëteit aan perspectieven in te vullen.
De rode draad door de geraadpleegde literatuur over kwaliteit is ‘keuzes maken’. Welke keuze je ook maakt, het is cruciaal om hier bewust mee om te gaan. Op keuzes, en onderliggende criteria en waarden kun je reflecteren en met elkaar in gesprek gaan. Reflectie en dialoog zijn belangrijk, op uitvoerend én bestuurlijk niveau. Kwaliteit wordt volgens Hooge et al. (2015) namelijk bepaald in de zone waar samenwerking tussen mensen tot stand komt. Professionals zitten niet zonder meer op één lijn. Ze zijn verwikkeld in micropolitieke processen van overleg, gezamenlijk visie en plannen maken, afstemming, onderhandeling, uitruil en machtsstrijd. Van belang voor gedeeld begrip is de uitoefening van gedeeld en gespreid leiderschap, en gezamenlijke of participatieve besluitvorming.
Voor cultuureducatie wordt het sturen op kwaliteit in het algemeen overgelaten aan de schoolleider en de cultuurcoördinator, ieder vanuit een eigen logica. Bij veranderingen of vernieuwingen in de schoolorganisatie speelt de schoolleider altijd een cruciale rol. Een schoolteam dat wil werken aan de kwaliteit van cultuureducatie zal oog moeten hebben voor de diversiteit in perspectieven, voorkeuren, waarden en opvattingen die er leven in de groep, en daarover in gesprek gaan. Dat kwaliteit geen gegeven is geldt namelijk zeker voor cultuureducatie dat een grote verscheidenheid kent in inhouden, didactieken en toetsvormen. Niet iedere leerkracht voelt zich ook even bekwaam om les te geven in de diverse disciplines.