-
menu
-
Kennis
-
Thema's
-
Werkveld
-
- Publicaties
- Agenda
- In gesprek
- Over LKCA
Naam | Specialisme |
---|
Wat leerlingen leren van kunsteducatie, is niet eenduidig te benoemen. Het hangt af van allerlei factoren, met name van de didactisch aanpak. De ene keer leren leerlingen van kunst, de andere keer leren ze iets over kunst of juist met kunst.
Leereffecten kun je onderverdelen in:Doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools.
Cultuureducatie is in bovenstaande definitie een overkoepelende term voor zowel binnen- als buitenschoolse educatie. De term wordt ook wel gebruikt om enkel de binnenschoolse cultuureducatie te duiden. Hiervoor wordt steeds vaker de term cultuuronderwijs gebruikt. Leerlingen of deelnemers leren over cultuur door er actief mee bezig te zijn en zelf iets te maken. Ze leren van het kijken en luisteren naar cultuuruitingen, van cultuurbezoek en van lezen over cultuur. En door te reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Via cultuureducatie ontwikkelen leerlingen en deelnemers culturele competenties en talenten. Mensen doen kennis op over cultuur als fenomeen en als expressiemiddel. Ze ontwikkelen culturele vaardigheden en een open houding ten aanzien van cultuur.Het algemeen vormend onderwijs in kunst, erfgoed en media.
Doelen van cultuuronderwijs zijn formeel vastgelegd in kerndoelen en eindtermen:Doelbewust leren over en met materieel en immaterieel erfgoed via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools. Daarbij doen leerlingen aan de hand van sporen uit het verleden kennis en vaardigheden op en ontwikkelen zij inlevingsvermogen en persoonlijk, cultureel en historisch bewustzijn.
Doelbewust leren over en met kunst via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools. Kunsteducatie kent drie aspecten die al dan niet gezamenlijk voorkomen: productie (kunst maken), receptie (kunst beschouwen) en reflectie (nadenken over kunst).
Kunsteducatie omvat educatie over beeldende kunst en vormgeving, muziek, theater, dans, film, literatuur, poëzie en architectuur. Het gaat daarbij niet alleen om meer traditionele kunstvormen, maar ook om actuele (mediakunst, urban arts, …) en toegepaste vormen (design, mode, …) en om cross-overs tussen disciplines. Kunsteducatie heeft drie aspecten: productie, receptie en reflectie. Productie betreft het zelf produceren of uitvoeren van kunst. Hier leert de leerling artistieke technieken en expressievormen beheersen en een creatief proces doorlopen. Receptie betreft leren door kunstobjecten en producties te ervaren. Bij reflectie gaat het om het nadenken en spreken over de betekenis van kunst. Hierbij leert de leerling een esthetisch oordeel vormen en leert hij over de sociale en historische context van kunst. In al deze aspecten doet de leerling kennis en inzicht op over kunst.Onderwijs tot uitvoerend, scheppend en toegepast werkend kunstenaar en tot kunstvakdocent aan erkende hbo-kunstopleidingen.
De term kunstvakonderwijs wordt over het algemeen gebruikt voor de erkende hbo-kunstopleidingen. Het gehele beroepsonderwijs in de kunsten is veel breder. Er bestaan ook mbo-kunstopleidingen en particuliere opleidingen tot uitvoerend, scheppend en toegepast werkend kunstenaar.Doelbewust leren over en met media, zowel binnen- als buitenschools. Media-educatie leert mensen kundig en kritisch omgaan met (massa)media.
Media-educatie is een breed terrein en verwijst zowel naar media als expressiemiddel als naar media als maatschappelijk verschijnsel of als techniek. Onder media-educatie wordt dan ook zowel het zelf maken van een film of game verstaan als het leren over bijvoorbeeld privacy op het internet. Media-educatie sluit aan bij de kerndoelen en eindtermen van diverse leergebieden in het formeel funderend onderwijs, onder meer bij Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld in het primair onderwijs en bij de vakken ckv en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. Media-educatie wordt wel onder cultuureducatie ingedeeld maar door de breedte van deze term is dit maar ten dele logisch. Met name daar waar media-educatie kijkt naar media als expressiemiddel en naar beeldvorming en betekenisgeving in en door media, is media-educatie onderdeel van cultuureducatie. Mediakunst wordt bestudeerd en beoefend als onderdeel van kunsteducatie waardoor kunsteducatie en media-educatie elkaar deels overlappen.Heb je een vraag of mist er in deze faq nog een definitie? We horen het graag via vraag@lkca.nl.
In de Wet op het specifiek cultuurbeleid staat dat de minister of staatssecretaris voor Cultuur elke vier jaar het cultuurbeleid vastlegt in een nota, als basis voor de subsidieverstrekking. Het rijk ondersteunt een hoogwaardig over het land gespreid aanbod van culturele instellingen van (inter)nationale betekenis.
Het ministerie van OCW verstrekt vierjarige subsidies aan instellingen die behoren tot de Landelijke Culturele Basisinfrastructuur (BIS). Doelstellingen voor cultuureducatie en -participatie behoren tot de criteria voor subsidie. In de BIS zitten culturele instellingen met een specifieke functie in het landelijke bestel, of instellingen die een kernfunctie vervullen in de regionale en stedelijke infrastructuur. Ook de cultuurfondsen vallen onder de BIS. De Raad voor Cultuur adviseert het ministerie van OCW over het cultuurbeleid.
In de regeling op het specifiek cultuurbeleid is opgenomen dat één instelling in de BIS zich met zijn kernactiviteit richt op amateurkunst en cultuureducatie. Het LKCA is de BIS-instelling die amateurkunst en cultuureducatie ondersteunt met kennis en netwerken. Het Fonds voor Cultuurparticipatie is de instelling die subsidies verstrekt voor cultuurparticipatie en cultuureducatie.
Wet op het specifiek cultuurbeleid Regeling op het specifiek cultuurbeleid Over het Fonds voor Cultuurparticipatie
Gemeenten en provincies spelen een belangrijke rol in de publieke financiering van cultuur. Er geldt voor hen geen wettelijke verplichting voor cultuureducatie en cultuurparticipatie, zoals de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Zij maken eigen keuzes en afwegingen, waardoor de culturele infrastructuur per gemeente en provincie verschilt.
Door de vierjarige landelijke beleidscyclus, convenanten, beleidsprogramma’s en impulsen zijn decentrale overheden wel geneigd om hun beleid op het rijksbeleid af te stemmen; financiële matching maakt het mogelijk om gedeelde doelen te realiseren. Een voorbeeld is het landelijke beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit. Hier geldt dat beleidsdoelen over kwaliteitsverbetering gedeeld worden door de overheden. De invulling van de aanpak verschilt per deelnemende gemeente en provincie, al naar gelang wat er lokaal of regionaal nodig is.