Landelijke organisaties wijzen op belang van cultuuronderwijs in en na coronatijd
Het Nationaal Programma Onderwijs richt zich op de brede ontwikkeling van kinderen en jongeren: hun cognitieve en beroepsgerichte ontwikkeling, hun sociale en persoonlijke ontwikkeling en hun mentale welbevinden. De uitvoering van het programma vindt plaats in de scholen. Scholen moeten hun eigen plannen maken en maatregelen nemen die passen bij de situatie van hun leerlingen. Zij ontvangen daar de komende twee schooljaren extra geld voor.
Perspectief bieden aan leerlingen
Scholen kunnen dat geld inzetten voor bijvoorbeeld extra docenten en ondersteuning in de klas, voor bijles en huiswerkbegeleiding op school, voor (intensieve) ondersteuning en begeleiding van leerlingen, voor aanvullende zomerprogramma’s of weekendscholen, en voor andere maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis aan te pakken en perspectief te bieden aan leerlingen.
Sanne Scholten, directeur van het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) is een van de afzenders van de brief. Scholten: “Het afgelopen jaar hebben schoolbesturen, schoolleiders en docenten keihard gewerkt om onderwijs op afstand en inmiddels in aangepaste fysieke vorm te verzorgen. Desondanks hebben kinderen meer tijd thuis doorgebracht dan normaal. De verschillen tussen de thuissituaties van kinderen zijn daardoor ook bepalender geworden voor hun ontwikkeling dan normaal gesproken.”
Die verschillen zijn er volgens Scholten niet alleen op het gebied van onderwijs, maar ook qua gezondheid, en sociaal-emotionele en creatieve ontwikkeling. “Wij pleiten ervoor om deze middelen ook in te zetten om onze kinderen en jongeren weer volledig te kunnen laten deelnemen aan educatieve, culturele, sportieve en sociaal-maatschappelijke activiteiten”, aldus Scholten.
Samenwerking optimaal faciliteren
Volgens haar hoeven scholen het niet alleen te doen, want er is al ontzettend veel aanwezig: “Denk aan alle culturele organisaties en sportverenigingen, theaters, musea, centra voor de kunsten, muziekscholen, club- en buurthuiswerk, sport- en cultuurcoaches, individuele kunstenaars en kunstdocenten, de scouting en vele andere organisaties. Deze partners staan te springen om weer van betekenis te mogen zijn. Het is enorm belangrijk dat ook het Rijk deze visie nadrukkelijk uitdraagt en de samenwerking optimaal faciliteert.”
Donderdag 25 februari vindt er in de Tweede Kamer een debat plaats over het Nationaal Programma Onderwijs.