Door: Pieternel Fleskens
Als ik denk aan ‘kunst in tijden van corona’, voel ik allereerst de drang om een lans te breken voor de kunst. Zelf ben ik werkzaam in de kunstsector en zie ik hoeveel schade de coronacrisis hier aanricht. Ik hoor de verhalen van kunstenaars, zzp’ers en organisaties, terwijl de echte klappen waarschijnlijk pas over een jaar voelbaar zullen zijn. De uitspraak van #reddecultuur slaat voor mij de spijker op zijn kop: voor de liefhebbers is het een gemis, voor de sector is het een ramp.
De eerste weken van de lockdown volgde ik het nieuws op de voet. Steeds vaker zag ik bij discussieprogramma’s mensen uit de cultuursector die met prachtig geformuleerde zinnen de aandacht vestigden op de desastreuze gevolgen van de crisis op het culturele klimaat. Men sprak over steunpakketten, over bijgestelde subsidie-eisen, over onrealistische maatregelen. In eerste instantie zat ik activistisch op de bank. ‘Kom op cultuur! Laat van je horen! Kom voor ons op!’ Maar gedurende de weken die volgden, voelde ik tot mijn eigen verbazing ook een bepaalde ergernis. Een tweeledige ergernis.
Het piept en kraakt door de coronacrisis
Allereerst begon het me te storen dat het soms leek alsof de coronacrisis de problemen binnen het kunstenveld had veroorzaakt. ‘Het piept en kraakt door de coronacrisis in de cultuursector’ schreef Trouw in maart 2020. Inderdaad, de problemen voor de kunsten zijn niet te onderschatten, maar het piept en kraakt in zo goed als alle sectoren door de coronacrisis. De horeca, de kermis, de transportsector, allemaal zijn ze getroffen door de crisis. En laten we eerlijk zijn, in de cultuursector piepte en kraakte het al lang vóórdat we ooit van corona hadden gehoord. De coronacrisis is (helaas) niet de oorzaak van de zwakke positie, maar lijkt ‘slechts’ de spreekwoordelijke druppel.
De kunsten als noodlijdende sector
Daarnaast ergerde ik mij eraan dat het culturele veld zichzelf in tijden van crisis onmiddellijk in het hokje van ‘getroffen sector’ laat plaatsen. De kunsten zijn nu sterker vertegenwoordigd in de discussieprogramma’s dan eerst, maar de gesprekken gaan voornamelijk over de rampzalige consequenties van corona voor de sector. Zelden gaat het over de mooie en essentiële kanten van de kunst. En daar moeten we het naar mijn idee juist over hebben.
Stel, we voeren over enkele decennia een gesprek met onze kleinkinderen over deze bizarre periode:
‘Hoe was dat nou, oma? Die eerste lockdown?’
‘Vreemd. Beangstigend.’
‘Was er veel eenzaamheid?’
‘Voor sommige mensen wel. Maar we mochten buiten nog wel mensen ontmoeten. Op afstand. En gelukkig was het mooi weer en konden we nog gewoon take-away-koffie halen.’
‘En hoe was het voor de mensen die in de zorg werkten?’
‘Ze werkten keihard en waren onmisbaar. We applaudisseerden ’s avonds massaal voor hen en hingen posters en T-shirts voor de ramen om hen te steunen. Deze mensen waren helden!’
‘En hoe was het voor de mensen in de cultuursector?’
‘De coronacrisis werd hun ondergang. De cultuursector was zo zwaar getroffen. Deze mensen waren slachtoffer.’
Dit is het beeld dat is ontstaan. Discussieprogramma’s stellen het culturele veld voor als noodlijdende sector. En wat levert het ons op? Een beetje meer geld, maar absoluut geen redding. Blijkbaar helpt het niet om hier steeds op te blijven hameren.
Gelukkig hebben we de kunsten nog!
De tijd lijkt gekomen om te laten zien waar de kunsten goed in zijn. Te tonen dat kunst – juist in tijden van crisis – kan zorgen voor verbinding, kan inspireren en troosten, en kan aanzetten tot reflectie. Onbewust hebben de kunsten deze rol de afgelopen maanden al op alle mogelijke manieren vervuld. We zijn allemaal in aanraking gekomen met de kracht van cultuur. Waren we niet allen ontroerd toen we het gezang op de Italiaanse balkons hoorden? Waren het niet de cabaretiers die onze angst relativeerden? En zorgden boeken en films er niet voor dat we woorden en beelden vonden bij onze emoties en dat we daardoor onze gevoelens beter begrepen?
Dus laten we onszelf de volgende vraag stellen: willen we dat mensen over twintig jaar denken aan de kunsten als noodlijdende en getroffen sector? Of willen we dat mensen zeggen: ‘gelukkig hadden we de kunsten nog!’ Dat mensen denken aan de momenten dat ze zich geïnspireerd voelden of hoop kregen door kunst en cultuur? Dat mensen, nu ze al zo lang verstoken zijn van het kunst- en cultuuraanbod, zich realiseren dat ze niet in een wereld willen leven zónder kunst en cultuur? En dat we dan hopelijk ooit in een maatschappij terecht komen waarin het vanzelfsprekend is dat er in de kunstsector wordt geïnvesteerd.
Ik wil de kunsten aanmoedigen om hun essentie zichtbaar te maken. Gewoon door te tonen wat de kunsten zijn en doen. We willen immers niet dat mensen treurig hun hoofd buigen en hun hoed afnemen voor de kunsten. Voor de kunsten moet worden geapplaudisseerd. Vóór, tijdens en na de crisis.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)