Door Gwen Sengers
Zelf had ik slechts een oppervlakkig beeld van hoogbegaafdheid: multi-talenten die zich graag verdiepen, maar ook weer afhaken zodra het menens wordt. De plusklassen. Kinderen die supersnel verbanden leggen, maar het moeilijk vinden om op het schoolplein samen te spelen. En opvallend veel zorgen, van ouders vooral. Ik hoor letterlijk ouders zeggen dat ‘het helemaal niet fijn is hoor, als je kind hoogbegaafd is’.
In Tilburg slaan we als theater met Plein 013 (samenwerkingsverband passend onderwijs) en Stichting CiST (cultuurbemiddelaar) de handen ineen om samen cultuureducatief aanbod te ontwikkelen met meerwaarde voor juist deze doelgroep. Elke partij brengt daarin zijn eigen expertise mee. Wat wensen we voor deze kinderen? Waar liggen de gevoeligheden? Waar lopen ze warm voor?
Waar doorgaans het verrijkingsaanbod voor hoogbegaafde kinderen zich richt op onderzoekend en ontwerpend leren, maakten wij de bewuste keuze om in te zetten op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Daar liggen vaak de grootste uitdagingen. Thema’s als zelfzorg, inlevingsvermogen, grenzen voelen en aangeven, durven experimenteren, faalangst, doorzettingsvermogen, je eigen kracht ontdekken, anders zijn… de vragen borrelden al snel op.
Veilige leeromgeving met peers
Laat dat nu net aansluiten bij thema’s van een aantal belangrijke theatermakers in het land. Denk aan Het Laagland (’theater waar je van groeit’), Het Houten Huis (filosofie en verwondering) of House/Nouws (‘bonte voorstellingen met existentiële thema’s en een vleugje zwarte humor’). Met de geselecteerde voorstelling als uitgangspunt bouwen we het aanbod uit. Door het theaterbezoek én de workshop binnen de eigen groep met peers uit te voeren, ontstaat er een veilige leeromgeving en durven de leerlingen meer van zichzelf te tonen en zich vrijer uit te spreken. Ze voelen elkaar vrij snel aan.
Dan nog een aandachtspunt: hoogbegaafde leerlingen zijn ontzettend kritisch. Ze hechten aan geloofwaardigheid. Je maakt dus scherpe keuzes op zeggingskracht én kwaliteit, zowel voor de voorstelling als de vakdocent in de verwerking. Anders haken ze af.
Een voorstelling die hout snijdt en ráákt
Stel, je gaat met hoogbegaafde leerlingen naar de voorstelling Gewoon Held van Theatergroep Het Laagland. Een verhaal over vier doodgewone superhelden, die keer op keer de wereld redden. De telefoon staat roodgloeiend. De helden maken overuren en hun kracht blijkt ineens ook hun zwakte. Ze zijn zo hard aan het werk, dat ze vergeten aan zichzelf te denken en uitgeput raken. Aquagirl verdrinkt zowat in haar eigen tranen. De lat ligt de hele tijd hoog en dat zijn we met z’n allen normaal gaan vinden. Kinderen én begeleiders zijn zichtbaar geraakt door dit thema. Je kunt je voorstellen dat er na de voorstelling bijzondere gesprekken volgen…
Uit het hoofd, in je lijf
De verwerking ná de voorstelling, ook daarin kun je verschil maken. Als je gaat reflecteren, loop je het risico dat hoogbegaafde leerlingen direct ‘in het hoofd’ gaan zitten. Daarom zijn juist ‘doen en voelen’ zo belangrijk. ‘Wat zag ik in de voorstelling en wat deed dit met mij?’ Dans en drama zijn dan dankbare disciplines om in te zetten. Voor vakdocenten mijn tip: timmer je workshop niet dicht. Laat ruimte voor initiatieven van de leerlingen, want ideeën hebben ze volop!
Na de dansvoorstelling Alice van De Stilte vraag ik de kinderen van Talent terug te denken aan de voorstelling: is er een beweging die je heel mooi vond? Een paar kinderen kiezen voor de boot, uit de openingsscène. Kunnen we dat nadoen? Binnen geen tijd zitten vier kinderen in de juiste vorm en roeien we de dansworkshop binnen. Dansdocente Eva pakt het stokje over en ik start met de leerkrachten de observatie. Wat doet de groep? Hebben kinderen een duwtje in de rug nodig? Durven ze samen te dansen, en elkaar ruimte te geven? Of zelf juist ruimte te nemen? Ik zie van alles. Vrijheid om te bewegen, plezier, maar hier en daar ook terughoudendheid. Een jongen danst in zijn eentje achter een pilaar. We laveren tussen aanmoedigen en even laten. Ik zie enorme betrokkenheid van de leerkrachten. Dit is wat ze willen voor hun kinderen, een kans om zich vrij te uiten, zichzelf te laten zien. Geen goed of fout.
Samenwerking rondom het kind
Daar is dan ook het derde moment waarop je het cultuuronderwijs ‘passend’ maakt: de onderlinge samenwerking van de professionals rondom het kind. De vaste leerkracht observeert de workshop en krijgt de dynamiek van de groep én de innerlijke wereld van de individuele leerling op een presenteerblaadje. Dé kans om de relatie verder te verdiepen.
Vaste leerkrachten zijn altijd vrij om tijdens een workshop even ‘in te stappen’ als een kind extra begeleiding nodig heeft. Wees sensitief, coachend en tegelijk toch enigszins terughoudend in de begeleiding. Laat het ook maar gewoon gebeuren. In zo’n veilige ruimte ontstaat iets nieuws. Dat heeft zoveel meerwaarde. Pakken dus, die kans.
Inmiddels ervaar ik dat we de hoogbegaafde leerling niet een heel ander aanbod voorschotelen dan andere leerlingen. Ze zitten in het theater met andere klassen, ze krijgen dezelfde reflecterende/zelf creërende workshop na afloop. Maar de uitkomst is bijzonder. Ze halen meerdere lagen uit de voorstelling, stellen vragen die je opnieuw verwonderen. In de workshop is het een geven en nemen, stimuleren en laten betijen. Ze willen zo graag spelen, dansen, zichzelf laten zien. En als we dat met name op het proces (en niet de uitkomst) sterk en sensitief weten te begeleiden, heb je ze helemaal te pakken. En dan zijn het gewoon ontzettend creatieve, open kinderen. Vooral dat.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)