De kunst verdwijnt uit de cultuureducatie en dat is de dood in de pot

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Leerlingen in het primair onderwijs maken te weinig kennis met professionele kunstuitingen, stelt Frank van der Hulst. De aandacht en het geld gaan teveel naar andere zaken, zoals de ontwikkeling van leerlijnen cultuureducatie. Dat moet echt anders.

De focus binnen cultuureducatie in het basisonderwijs ligt de laatste jaren op het ontwikkelen van, en het werken vanuit leerlijnen, op deskundigheidsbevordering van docenten en op de relatie tussen school en (directe) culturele omgeving. Ik stel vast dat deze ontwikkeling op veel plekken in het land ten koste gaat van het beleven van professionele kunst door kinderen. En dat is de dood in de pot. 

Hoe is het zover gekomen? De nadruk op zaken als leerlijnen en deskundigheidsbevordering  is begrijpelijk, gelet op rapportages van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur over de marginale positie van cultuureducatie op veel scholen. Het is een beleidskeuze die met name tot uitdrukking komt in het landelijke programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ (CMK), dat binnenkort wordt verlengd tot 2020. 

Maar het is een ontwikkeling met een steeds sterkere bijsmaak. Kinderen krijgen wellicht meer dans van hun juf of een gastles van een dansdocent van de lokale dansschool, maar als dat in de plaats komt van het bezoek aan een professionele dansvoorstelling is dat kwalijk. 
Recent werd duidelijk dat Noord-Brabant de provinciale bijdrage aan het programma Kunstselect afbouwt  en dat Kunstbalie haar bemiddelingswerkzaamheden moet ‘overdragen’ aan anderen. In de praktijk betekent dat zo goed als zeker: minder professionele kunst voor veel van de 400 scholen en hun 65.000 leerlingen. Dit is geen incident, het is een tendens. De kunst verdwijnt uit de cultuureducatie. 

Professionele kunst is belangrijk voor ieder kind 

Het platform Onderwijs2032 start haar advies over een nieuw onderwijscurriculum met de vaststelling dat we behoefte hebben aan onderwijs dat de creativiteit en de nieuwsgierigheid van leerlingen prikkelt. Zo helpt onderwijs de toekomstige burgers binnen en buiten bestaande kaders te leren denken en werken. Wel, het is nu juist de kunst en de kunstenaar die verwondering brengt, vragen stelt, ontroert, de blik verruimt en het onzegbare toont. 

Cultureel burgerschap begint bij een goede kennismaking met kunst en cultuur op jonge leeftijd. We gunnen toch ieder kind de kans om kunst een plek in zijn leven te geven? Ook zij die er van huis uit minder van meekrijgen. En ook als ze in regio’s wonen waar kunst minder voorhanden is.  

Waar ging het mis? 

Toch verdwijnt de professionele kunst uit de cultuureducatie. Waar ging het mis?

Iedereen wil matchen
Matchingsregelingen bepalen het beleid, niemand wil geld mislopen. Het programma Cultuureducatie met kwaliteit vraagt matching van provincies en grote gemeenten: om het subsidiebedrag te ontvangen moeten provincies en gemeenten eenzelfde bedrag investeren. En dat doen ze ook. Maar het geld dat ze investeren is slechts zelden nieuw geld. Meestal gaat het om geld dat eerder beschikbaar was voor voorstellingsbezoek en/of de diensten van een bemiddelende organisatie. Zo gaat het één ten koste van het ander.

De school mag het zeggen: cultuurgeld wordt onderwijsgeld
Er is steeds minder sprake van een eigenstandig beleid van een overheid die wil dat zijn jongste burgers vertrouwd raken met de schouwburg, het museum of het jeugdtheatergezelschap. Door het ‘vraaggerichte’ werken gaat cultuurgeld rechtstreeks naar scholen. De school mag het zeggen! In plaats van samen tot de beste en efficiëntste inzet van cultuurgeld te komen, krijgt de school alles op zijn bordje en in zijn onderwijsportemonnee.

Te grote versnippering 
De marktgedachte gaat uit van een sterke individuele vraag van scholen en niet van een collectief vergelijkbare behoefte. Per school kunnen de keuzes voor leerlijnen en de invulling van deskundigheidsbevordering verschillen, maar voor voorstellings- en museumbezoek is dat maar zeer de vraag. Scholen laten zich terecht graag leiden en verrassen.Welke school wil zijn leerlingen niet de ervaring bieden van een bezoek aan Tivoli Vredenburg, het Rijksmuseum, een voorstelling van theatergroep Maas of De Dansers? En welke school wil uit zo’n bezoek niet het optimale halen voor zijn onderwijs? 

De meerderheid van de scholen vindt collectieve kunstprogramma’s waardevol. Ze willen inhoudelijke en organisatorische kwaliteit en niet teveel gedoe. En ze zoeken partners. Mijn ervaring is dat scholen, kunstaanbieders en overheden erg gebaat zijn bij een partij die efficiënt inkoopt, advies geeft, samenhang creëert, veel organisatie uit handen neemt, in gesprek gaat met onderwijs en kunstenmakers en de kwaliteitsvraag stelt. 

Een overheid die kunst en cultuur voor de jeugd serieus neemt, beschouwt zo’n basisvoorziening als onderdeel van de culturele infrastructuur. Zo’n basisvoorziening is bovendien efficiënt en effectief. Schaalgrootte leidt tot gevulde zalen, maakt investeringen in educatief materiaal rendabel en leidt tot professionalisering van de organisatie eromheen (roostering, fondswerving, etc.). Niet de individuele school met eigen keuzes is in deze dominant. Nee, dergelijke programma’s zijn de gedeelde verantwoordelijkheid van alle maatschappelijke partners met als inzet een nieuwe generatie van kunst- en cultuurliefhebbers. Helaas worden juist deze basisvoorzieningen gekort of helemaal wegbezuinigd. 

Wat moet er gebeuren?

  • In veel gemeenten en provincies wordt in de komende periode de laatste hand gelegd aan cultuurnota’s. De drie overheden moeten daarin sluitende afspraken maken over de financiering van een culturele infrastructuur die een basispakket kunst garandeert voor kinderen onder schooltijd. 
  • In de nieuwe regeling van Cultuureducatie met Kwaliteit moet receptieve kunsteducatie, dus museum- en voorstellingsbezoek, een plek krijgen. Vraag scholen aan te geven hoe ze hier vorm en inhoud aan geven, binnen of buiten de regeling.  

In het verleden was er al eens een matchingsregeling die stimuleerde dat onderwijs en overheden de verantwoordelijkheid op zich namen voor een samenhangend programma van kunstbezoek onder schooltijd. Die regeling was destijds succesvol. Die kunnen we, als het zo doorgaat, binnenkort zo weer uit de kast halen. 

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel