Er is, zoals ieder jaar tijdens de Boekenweek, veel te doen over de zogenaamde ontlezing. Vaak komen dan schrijvers en lezers aan het woord die zo van boeken houden dat ze er iedere week met gemak twee lezen. Ik zou graag zo iemand willen zijn, maar ben het niet.
Lezen heeft mij altijd moeit gekost.
Dat ik toch van lezen ben gaan houden heb ik te danken aan twee bijzondere leraren.
De eerste was juffrouw Marijke de Graaf, die mij in de eerste klas van de lagere school moest leren schrijven. Al snel bleek dat ik het tempo van de klas niet kon bijhouden. Als ik in de klas een stukje moest voorlezen struikelde ik vaak al in de eerste zin. De beurt ging over naar het volgende kind.
Schrijven vond ik leuk, maar wat ik schreef kon door vrijwel niemand ontcijferd worden.
Volgens Juffrouw Marijke, die naast haar werk voor de klas, verder was blijven studeren, was er aan de universiteit een nieuw inzicht ontstaan. Kinderen die slecht waren in taal, zouden niet per se dom zijn. Dat was veertig jaar geleden een tamelijk revolutionaire gedachte. Volgens juf Marijke was ik dyslectisch. Een diagnose waar toen, nog vrijwel niemand van gehoord had.
Desondanks waren er jaren van bijles, remedial teachers en extra huiswerk nodig voordat ik enigszins leesbaar kon schrijven. En nog steeds breekt het zweet me uit als ik, in de kleedkamer van een theater waar ik kom optreden, een gastenboek met een pen aantref.
Hoe vooruitstrevend de diagnose van juffrouw Marijke was, bleek toen mijn ouders zes jaar later met mij op zoek gingen naar een middelbare school. Nergens zaten ze te wachten op een leerling die zo slecht kon spellen als ik.
We waren al gaan informeren bij de koksopleiding, toen de Montessorischool in Zeist, meer dan twintig kilometer van ons huis, als enige aangaf dat ze het wel met mij wilden proberen.
Daar, op het Herman Jordan Lyceum, kwam ik in de klas bij Gerrit van Aken. Gerrit – want op de Montessorischool hadden alle leraren alleen een voornaam – gaf Engels en kon zich nooit echt druk maken over mijn wonderlijke spelling. “In middeleeuws Engeland zouden ze het precies zo schrijven”, zei hij dan grinnikend. “En aangezien in Engeland nooit officieel een moderne spelling is ingevoerd moet ik het goed rekenen.”
Gerrit wilde ons vooral plezier voor de Engelse taal en de bijbehorende cultuur bijbrengen.
In de les bij Gerrit van Aken leerde ik wat literatuur was. Of beter: hoe je van een verhaal, als je je hersens maar gebruikt, literatuur kunt maken.
Hij deed dat met een gedicht van William Blake:
The Sick Rose
O Rose thou art sick.
The invisible worm,
That flies in the night
In the howling storm:
Has found out thy bed
Of crimson joy:
And his dark secret love
Does thy life destroy.
“Waar gaat dat gedicht over?“, vroeg Gerrit, terwijl hij minzaam achterover wipte achter zijn bureau.
Stilte.
Het gaat, zo vertelde Gerrit ons, over waar jij wil dat het over gaat. Het kan gaan over een roos, die ziek is en in haar schoonheid wordt aangetast door een worm. Maar de roos, zo stelde hij ons voor, kan ook symbool staan voor Engeland, dat door een worm – Margaret Thatcher was toen de premier – langzaam haar onschuld en schoonheid verliest.
Maar een roos is natuurlijk ook een metafoor voor een vrouwelijk geslachtsdeel, dat door de worm (u mag zelf de analogie invullen) ’s nachts, in een vlaag van stormachtige liefde, een intieme ziekte heeft opgelopen.
Of misschien is de liefde zélf volgens Blake wel een ziekte die ons allemaal vroeg of laat bederft.
De vraag waar een gedicht, een verhaal, een film, een voorstelling of een boek over gaat is, zo leerden wij, alleen te beantwoorden door degene die ernaar leest kijkt of luistert.
Als wij Gerrit met goede argumenten konden overtuigen, mocht van hem het gedicht ook over alles gaan.
De vrijheid die Gerrit ons als lezer gunde was een verademing vergeleken met de Nederlandse les waar we in iedere roman thema’s en motieven moesten vinden die al vastlagen voor we met lezen waren begonnen.
Het is de zoekende, actief interpreterende manier van lezen, die mij veel plezier heeft gebracht. Ik mag dan niet veel lezen, als ik een boek uit heb denk en praat ik er nog lang over na.
Helaas is dat een manier van over literatuur praten die steeds minder weerklank vindt.
Als er op TV of op de radio al aandacht is voor literatuur, dan is het meestal omdat een boek goed verkoopt of een prijs gewonnen heeft. Of omdat de schrijver het spel van de talkshowtafel snapt en een paar persoonlijke ontboezemingen met het publiek komt delen.
Dat komt de boekverkoop en de kijkcijfers misschien ten goede, maar de vraag is of die letterlijke aanpak mensen ook aanzet om zelf op zoek te gaan naar wat een boek voor hen te betekenen heeft.
Hoe vaak vraagt een interviewer niet wat er nu precies autobiografisch of waar is aan een roman. Terwijl die vraag er, als het boek af is, nauwelijks nog toe doet.
Het bijzondere van literatuur lezen is nu net dat je er als lezer vanuit mag gaan dat het allemaal verzonnen is, zelfs als het deels op waarheid berust.
Juist daarom kan er in fictie een waarheid gevonden worden waar non-fictie nooit aan kan tippen.
Het thema van de Boekenweek is dit jaar: Rebellen en dwarsdenkers. Wie naar de site van de CPNB gaat, ziet dat daarmee de schrijvers en hun personages worden bedoeld. Niet de lezers. Terwijl juist de lezer volgens mij een rebel en een dwarsdenker moet zijn om van een verhaal literatuur te maken.
Zeker in deze tijden – waarin iedereen geobsedeerd is door de vraag wat deugt en wat niet deugt, waarin over feiten heel veel getwist wordt, maar waarin die feiten voor de meeste mensen zelf muurvast staan – helpt het om ergens een plaats te vinden waar we vrij zijn om ongemakkelijke vragen te stellen, verkeerde antwoorden te zoeken en gebeurtenissen zelf te interpreteren.
Om zelf rebel en dwarsdenker te zijn, zonder dat dat buiten de kaft van het boek consequenties heeft.
Omdat dat leuk is en ontspannend. Maar ook omdat het ons kan wapenen tegen die hedendaagse obsessie met waarheid en morele deugdzaamheid.
Dankzij de lessen van Gerrit van Aken heb ik geleerd hoe ik mij al lezend kan wapenen tegen onzekerheid, onduidelijkheid, ongemak en eenzaamheid.
Dat mensen minder lezen is jammer. Maar dat die vrije manier van lezen steeds minder aandacht krijgt, dat baart mij veel grotere zorgen.
Ik pak het gedicht van Blake er nog eens bij, en vraag me af of die roos met haar vele bladeren niet gewoon de roman is.
En die onzichtbare worm, die vliegt in de nacht: misschien bedoelde Blake daar in 1800 wel de televisie mee, die in haar poging zo veel mogelijk kijkers te trekken het vrije lezen, en daarmee het literaire lezen, langzaam de das om doet.
O Rose thou art sick.
Micha las deze tekst op 8 maart als column voor in het programma OVT op Radio 1.
De zieke roos
Roos, ge zijt ziek.
De onzichtbare worm,
Die vliegt in de nacht
Door de loeiende storm:
Heeft uw bed gevonden
Van dieprood genot:
En zijn donkere geheime liefde
Wordt u tot stervenslot
(vertaling Leo Mesman)
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)