Een incident rond radicalisering en je hoort al snel: hier moet het onderwijs preventief aandacht aan besteden. Een thema als seksualiteit: ‘Laten we hier niet ouders mee lastig vallen, we hebben toch het onderwijs?’ Problematisch gebruik van socials, sexting, TikTok? Dit kan ook op de stapel. De verwachting is dat het onderwijs dit wel oppakt, de vinger aan de pols houdt en dan ook nog even het mentale welzijn van de leerlingen bewaakt.
Cultuurdocenten springen in het gat
Omdat er vaak geen ruimte is in de reguliere lessen, springt de cultuurdocent in dit gat. Hulde daarvoor! De gevolgen merken wij op ons impresariaat: de leerlingen krijgen minder autonome en meer thematische voorstellingen te zien. Ten opzichte van vijf jaar geleden is er een veelvoud aan thematische voorstellingen.
Kunst en cultuur worden op school veelvuldig als medium ingezet om thema’s te tonen en bespreekbaar te maken. Daarbij gaat het niet om voorlichting, maar het laten meebeleven van personages die bepaalde maatschappelijke thema’s tot leven brengen. Een wenselijke ontwikkeling? Het is in ieder geval de vertaling in de praktijk.
Kunstdocenten zijn hierin de werkelijke hoofdrolspelers. Zij pakken dit op uit betrokkenheid met hun leerlingen. Wij zien een ongelooflijke compassie en gevoel om leerlingen zo goed mogelijk met levenservaringen in aanraking te brengen. Zoals een docent onlangs verzuchtte na het zien van voorstellingen over respectievelijk een coming-out en de dood van een dierbare: ‘Ik gun het onze leerlingen zo, dat ze hier kennis mee maken.’
Het zijn uiteindelijk de kunstdocenten die de aangedragen thema’s in een aanbod vertalen. Directie, ouders en collega’s kijken over hun schouders mee. Best een opdracht in ‘de klei’ van de werkvloer.
Soms voelen de docenten zich overvraagd door deze ontwikkelingen. Geldt dat ook voor de theatermakers?
Bij de theatermakers gaat het soms mis
In gesprekken met CKV-docenten merken we dat er een kloof ontstaat tussen de ‘ivoren toren’ van de stille en aandachtige theaterzaal en de voorstelling op locatie – in het schooltheater of in de aula. Theatermaken is contact leggen met de doelgroep. Vaak verloopt dat goed. Er zijn gezelschappen die bewust het onderwijs in willen met hun voorstellingen. Zij gaan het contact – een prettig gevecht – aan met de zaal, ook in het nagesprek. Zij hebben passie om voor jongeren te spelen en hebben de extra vaardigheden die van kunsteducators gevraagd worden in huis. Bij groepen als Playback, Dox, maar ook een gezelschap als STOOK worden voorstellingen zelden stilgelegd. Deze groepen investeren terdege in hun kennis van het onderwijs.
Maar er zijn ook groepen die dat niet doen. Zij komen van een koude kermis thuis. Soms gaat het echt mis. Dan verkijken theatermakers zich op hun vermogen om contact te leggen en missen ze kunsteducatieve vaardigheden. In een artikel in NRC van 6 september jl., De viering van diversiteit, geven makers aan niet meer op te willen treden voor een zaal met leerlingen, vanwege verschillende incidenten.
Deze makers lijken huiverig voor contact met de leerlingen. Terwijl dat toch zo belangrijk is – het hoort bij het palet van de kunsteducator. En je krijgt er veel voor terug. De jongeren die met de meeste bombarie de speellocatie binnen komen, en die mogelijk nooit eerder in een theater zijn geweest, melden zich vaak achteraf bij de spelers om te zeggen hoe tof ze het vonden. Dat doen ze niet alleen na een laagdrempelige, maar ook na een aangrijpende thematische theatervoorstelling.
Heel graag een ontmoeting
De ivoren Haagse beleidstoren vraagt erg veel van de scholen, docenten én (indirect) de makers. Kunsteducatie lijkt door deze ontwikkeling blijvend veranderd. Wij nodigen graag het ministerie en de makers uit om de mensen van de onderwijspraktijk te ontmoeten, zodat men weet wat er speelt op de werkvloer.
Een ontmoeting waarbij men zich ongetwijfeld afvraagt: hoeveel bevlogenheid wil je nog meer?
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)