Drie speerpunten voor provinciaal cultuurbeleid. Want cultuur is geen hobby, meneer Wiebes

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Kunst en cultuur zijn geen hobby maar noodzakelijk en onvermijdelijk voor de samenleving, stelt Chris van Koppen. Net als loodgieten. Voor de provincies vormen ze dan ook een kerntaak. Van Koppen ziet in de aanloop naar de komende verkiezingen drie speerpunten voor het provinciale cultuurbeleid. Maar eerst komt hij nog even terug op eerdere uitspraken van Eric Wiebes.

Toen afgelopen zomer Eric Wiebes, onze minister van Economische Zaken, kunst en cultuur tot een hobby verklaarde vergelijkbaar met loodgieten, verbaasde ik me. Omdat ik loodgieten nooit als een mogelijke hobby had gezien, maar als iets noodzakelijks en onvermijdelijks. Net als kunst en cultuur. 

Ik moest er weer aan denken toen ik de afgelopen weken de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in onze twaalf provincies las en constateerde dat er tussen en binnen partijen grote verschillen van inzicht bestaan over de rol van kunst en cultuur in het provinciaal beleid. 

Voor mij is het vanzelfsprekend: júist de provincies moeten kunst en cultuur als kerntaak omarmen. 

Cultuur geeft onze samenleving samenhang, kunst reflecteert op die samenhang. Kunst en cultuur gaan over continuïteit en vernieuwing, en zijn dus actueler dan ooit in een samenleving die zoekt naar een toekomst en worstelt met zijn identiteit. 

Kunst en cultuur schragen de democratie

Kunst en cultuur appelleren aan wat de mens onderscheidt van andere levende wezens: de gave van de verbeelding. Onze verbeeldingskracht stelt ons in staat bruggen te slaan, tussen hier en daar, tussen toen, nu en straks, tussen onszelf en de ander. Kunst en cultuur voeden die verbeeldingskracht en stellen ons zo in staat greep te krijgen op de werkelijkheid en eraan te ontsnappen. Ze geven vorm aan de normen en waarden die groepen in onze samenleving verbinden. Ze tonen en geven ruimte aan de diversiteit in die samenleving en schragen daarmee onze democratie. Ze laten ons de werkelijkheid niet als gesloten maar als open ervaren. Ze geven lucht aan de samenleving. 

Ik geef drie speerpunten mee aan de colleges die straks aantreden:

1. De provincie treedt op als regisseur

Kunst en cultuur zijn een katalysator voor maatschappelijke ambities, roepen een verlangen naar verandering op. Ze jagen de economische ontwikkeling aan, dragen bij aan de kwaliteit van onze omgeving, zijn een motor voor sociale integratie en zo een essentiële voorwaarde voor een goed woon- en werkklimaat. 
Provincies benutten die maatschappelijke waarde van kunst en cultuur en zetten kunst en cultuur in om een antwoord te geven op maatschappelijke uitdagingen. Provincies investeren ook in een infrastructuur zodat ze een divers programma voor actieve en passieve cultuurparticipatie kunnen bieden in de directe leefomgeving van inwoners, en voor alle bevolkingsgroepen.

2. De provincie is de linking pin tussen steden en Rijk 

Provincies zijn de vanzelfsprekende schakel tussen Rijk en gemeenten, tussen nationale en lokale gemeenschap. Die rol wordt belangrijker, zichtbaarder ook, nu vanaf 2020 regio’s een grotere rol gaan spelen in het landelijke cultuurbeleid. In 2017 heeft de minister van OCW stedelijke regio’s uitgenodigd om samen met het culturele veld regioprofielen op te stellen. Provincies voelen zich verantwoordelijk voor de samenwerking tussen gemeenten, stimuleren die en borgen een gezamenlijke visie op cultuurbeleid.

3. De provincie is partner in cultuureducatie 

Net als bij kunst en cultuur gaat het in het onderwijs om vernieuwing en continuïteit. Onderwijs socialiseert, draagt bestaande kennis over en vormt zo de identiteit. Maar onderwijs slaat ook bruggen naar de toekomst, stimuleert verbeelding en creativiteit en bereidt ons zo voor op een wereld die we nog niet kennen. 

Kunst en onderwijs, aldus onderwijspedagoog Gert Biesta, zijn niet identiek, maar wel verwant. Kunst is ‘een voortdurende poging […] om te ontdekken wat het betekent om in dialoog met de wereld te zijn.’ Kunst en cultuur verdienen dus een centrale plaats in het onderwijs. 

Minister Ingrid van Engelshoven citeerde ooit instemmend SCP-directeur Kim Putters: ‘Cultuur is ‘niet het sluitstuk op de basisschool, maar misschien wel de kern voor de ontwikkeling van jonge mensen.” 

Kunst en cultuur moeten dan ook zijn ingebed in het onderwijs in de volle breedte en moeten deel uitmaken van onze ‘éducation permanente’. Ze vormen de kern van onze ‘canon’, de kennis die we overdragen. Cultuuronderwijs geeft zo vorm en inhoud aan een van de belangrijkste opdrachten van ons onderwijs: socialisatie. Het legt de basis voor onze zoektocht naar gemeenschappelijkheid. Maar doen, ervaren en beleven, het ontwikkelen van de eigen creativiteit, is ook een paspoort naar de ontdekking van nieuwe werelden. Hier ontmoeten cultuureducatie en ’21st century skills’ elkaar. 

Een cruciale rol voor provincies

Dit alles vraagt om een brede definitie van kunst en cultuur. En om een infrastructuur die binnen en buiten school cultuur in de meest brede zin mogelijk maakt. 

Provincies spelen hier een cruciale rol:

  • Ze ondersteunen via instellingen als Kunstloc gemeenten bij het maken van afspraken met onderwijs, opvang-, wijk- en buurtcentra, culturele ondernemers en bedrijfsleven over voorzieningen voor educatie en participatie. 
  • Ze zijn eerstverantwoordelijke voor deelname van kleinere gemeenten in de landelijke regeling Cultuureducatie Met Kwaliteit. Ze stimuleren uitbreiding van de regeling naar het voortgezet onderwijs en samenwerking met pabo’s en kunstvakonderwijs. Zo dragen ze bij aan breed gedragen verantwoordelijkheid voor hoogwaardige en toekomstbestendige cultuureducatie.

Foto: Henk Koster, Festival Onderstroom, Flickr.com
Lees ook het overdrachtsdossier van LKCA en Kunsten ’92 met daarin 10 aanbevelingen voor cultuurbeleid in de provincie. 

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel