Door Piet Hagenaars
Hoe komt ons cultuuronderwijsbeleid tot stand en wat zijn daarvan de kwalitatieve gevolgen? Duidelijk is: we zijn wat het onderwijsbeleid betreft uitzonderlijk. Nederland kent als enig Europees land geen door de rijksoverheid verplicht curriculum. De school bepaalt zelf het onderwijsprogramma en de lesinhouden. Dit komt mede voort uit de historische beleidsnadruk op de vrijheid van onderwijs, die voortvloeit uit de ooit sterk verzuilde Nederlandse samenleving.
Wij kennen wel wettelijk vastgestelde kerndoelen voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, én eindtermen voor de examenvakken. De huidige kerndoelen zijn streefdoelen; het onderwijs heeft (te) veel ruimte voor een eigen invulling. Dat geldt ook voor de kerndoelen en eindtermen voor cultuuronderwijs: als al het onderwijs over en aan de hand van kunst en cultureel erfgoed.
School in spagaat door onderwijs- én cultuurdoelen
Binnen OCW gaat niet alleen de onderwijsdirectie over de doelen voor cultuuronderwijs, de cultuurdirectie doet dat ook. De cultuurdirectie wil kunst en erfgoed een stevigere plaats geven in het schoolcurriculum en scholen en culturele instellingen intensief laten samenwerken. Beter cultuuronderwijs met culturele activiteiten, zo is het idee, zorgt ervoor dat leerlingen ook in hun latere leven meer met kunst en cultuur bezig blijven.
Het leidt tot een beleidsspagaat. Het onderwijsbeleid wil immers via kerndoelen en vak- en leergebiedoverstijgend leren de ontwikkeling van 21e-eeuwse vaardigheden bevorderen, zoals creativiteit en innovatief vermogen. Vaardigheden die economisch van groot belang zijn in onze kennissamenleving. Het cultuurbeleid richt zich op kunstvakdoelen om de actieve en receptieve cultuurdeelname van leerlingen te versterken. Zodat zij zich kunnen ontwikkelen tot volwaardige burgers in een cultureel diverse samenleving.
Weinig opbeurende opbrengsten
De impulsprogramma’s van de cultuurdirectie richten zich op de verbetering van de kunstvaklessen op de basisschool. Die zijn zwak door gebrek aan vakdidactische kennis, vaardigheden, ervaring en durf van de groepsleerkracht.
Recent onderzoek laat zien dat – ondanks deze extra beleidssturing – de muzikale en beeldende kennis en vaardigheden van basisschoolleerlingen niet zijn verbeterd vergeleken met twintig jaar eerder. En voor dans en drama is er vaak geen enkel lesaanbod. Dat komt ook door te weinig tijd en aandacht voor de kunstvakken in de lerarenopleiding.
Het beleid levert dus niet overal voldoende op. De monitorresultaten zijn in hun samenvattingen vaak positief geformuleerd, maar de onderliggende uitkomsten zijn beslist niet altijd opbeurend.
Voor het primair onderwijs:
- Monitorstudies zijn weinig hoopgevend over de deskundigheid van de groepsleerkracht.
- Er is weinig draagvlak bij scholen die niet of niet actief aan beleidsprogramma’s deelnemen.
- Samenwerking met culturele instellingen betekent voor meer dan de helft van de scholen dat zij kant-en-klare cultuurproducten afnemen.
- Er zijn weinig leeropbrengsten.
Voor het voortgezet onderwijs:
- Monitoronderzoek laat zien dat cultuuronderwijs steeds meer in de school is verankerd.
- Bij driekwart van de scholen ontbreekt het echter aan samenhang in het onderwijsprogramma, vier vijfde kent geen breed draagvlak in de school en driekwart heeft geen gepaste accommodaties voor dans en drama.
- Een derde van de scholen vindt de kunstvakdocent niet deskundig genoeg voor vakoverstijgend cultuuronderwijs.
- Samenwerking met cultuurinstellingen is vaak alleen ‘inkoop’ van beschikbaar aanbod.
- Steeds minder kandidaten doen in havo en vwo examen in een kunstvak.
Wat te doen? Er zijn positiewisselingen nodig om de huidige onmacht van het cultuuronderwijs te doorbreken. Vooral omdat bewindslieden en ambtenaren, louter puttend uit de positieve gegevens uit monitorstudies en reviews, een blijmoedig en betekenisvol beeld van cultuuronderwijs creëren, terwijl de onderwijswerkelijkheid een heel ander beeld laat zien.
Mijn aanbevelingen voor beleid en praktijk
- De beleidsregie moet in één hand komen. Dat de onderwijsdirectie leergebiedoverstijgende doelstellingen voor het cultuuronderwijs in kerndoelen en eindtermen formuleert, en de cultuurdirectie vakspecifieke in meerjarige beleidsprogramma’s is niet houdbaar.
- Met haar impulsprogramma’s bevestigt de overheid het belang van cultuuronderwijs. Die extra regelingen en subsidies duiden tegelijkertijd op de zwakke positie ervan in de school. Zorg voor meer draagvlak met een referentiekader voor cultuuronderwijs en extra subsidiegelden direct voor de school. Dan bepaalt de school zelf de samenwerking met culturele instellingen.
- Zorg voor kerndoelen, eindtermen en een kerncurriculum dat concreet voorziet in beheersingsniveaus die leerlingen tijdens hun schoolloopbaan verwerven. Dit is voor leraar en leerling van belang om leerproces en leeropbrengsten te sturen.
- Bij de beleidssturing voor de ontwikkeling van dit referentiekader moeten cultuuronderwijsexperts een centrale rol krijgen.
- Zorg in de lerarenopleiding primair onderwijs voor meer tijd en aandacht voor de theorie, praktijk en didactiek van de kunstvakken, en stimuleer een afstudeerspecialisatie in één ervan. Als de leerkracht deskundiger wordt, zijn geen stimulerende beleidsprogramma’s meer nodig.
Optie: het aantal kunstvakken beperken
In het domein Kunst & Cultuur van Curriculum.nu krijgt het hele palet van kunstdisciplines aandacht. Dit vraagt veel van de groepsleerkracht: veelsoortige kennis, vaardigheden en inzichten. Die deskundigheid is er nu vaak niet. Vandaar dat driekwart van de groepsleerkrachten in een recent FvOv-onderzoek vraagt om kunstvakleraren in de hogere groepen van de basisschool.
Vakleraren inzetten voor álle kunstvakken in het primair onderwijs is weinig realistisch. Kunnen we vanaf de bovenbouw primair onderwijs niet beter kiezen voor een verdieping in een of enkele kunstdisciplines? Juist dan krijgt de leerling meer kansen zijn artistiek-creatief vermogen te ontwikkelen. Zo’n keuzebeperking draagt ook bij aan de actieve, receptieve en reflectieve cultuurdeelname in hun latere leven. Onderzoek laat immers zien dat die deelname vooral afhankelijk is van de kennis en vaardigheden die ze in één kunstdiscipline opdeden. En daar doen wij het toch ook voor!
Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift van Piet Hagenaars (2020): Opdracht & Onmacht, cultuuronderwijsbeleid van Den Uyl tot Rutte-III.
Proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam.
Bronvermelding en verder lezen
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)