
Dat het aanbod van muziekonderwijs de afgelopen decennia versnipperd is geraakt, is niks nieuws. Toch blijft het een klap als een instelling omvalt, zoals De Utrechtse Muziekschool (DUMS) afgelopen zomer, of als individuele muzieklessen worden geschrapt zoals bij het SKVR in Rotterdam.
Ik was pianodocent bij DUMS. Toen die instelling failliet ging, moest ik op zoek naar een oplossing. Na drie verhuizingen van werkplek vond ik een studio voor de komende vier jaar. Oud-collega’s vonden ook nieuwe locaties, of bleven achter in het oude DUMS-pand waar de huurprijs omhoog is geschoten. Gezamenlijke publiciteit of werving is minimaal door gebrek aan geld en organisatie.
Versnippering maakt muzieklessen minder zichtbaar en duurder. Daarnaast groeien er steeds meer kinderen op in armoede. De onbetaalbaarheid van muziekles wordt zo een groeiend probleem voor de lagere maar wellicht ook voor de middeninkomens. Organisaties zoals Jeugdfonds Sport & Cultuur bieden soelaas: ‘Geen geld om mee te doen? […] Wij betalen het lesgeld voor deze jongeren’, aldus de website.
Ik had wel eens van het fonds gehoord, besloot mezelf te informeren en realiseerde mij dat ik eigenlijk nog nooit een lesaanvraag vanuit het fonds ontvangen had. En ik vroeg mij af hoe dat nou kon.
Onbetaalbare lesprijs
Ik besloot om mijn masterscriptie voor de opleiding Applied Musicology te wijden aan het fonds. Omdat het fonds met elke gemeente aparte afspraken maakt, verschillen de spelregels per gemeente. Daarom richtte ik me specifiek op de gemeente Utrecht.
Door middel van interviews met ouders die gebruikmaken van het fonds, intermediairs, een coördinator en een bestuurslid van het provinciale fonds onderzocht ik in welke mate het fonds erin slaagt om financiële barrières voor buitenschools muziekonderwijs te doorbreken. In totaal sprak ik met 25 mensen. Ik deed onderzoek naar specifieke knelpunten die mensen kunnen ervaren bij het aanvragen van financiële hulp.
Een belangrijk knelpunt bleek informatievoorziening te zijn. Drie van de vier geïnterviewde ouders kenden het fonds aanvankelijk niet of dachten niet in aanmerking te komen. Nadat zij schrokken van een onbetaalbare lesprijs, was het de muziekdocent of culturele instelling die hen wees op het fonds. De gezinnen werden direct naar een lokale intermediair gestuurd en zo geholpen aan budget voor de lessen.
Drie thema’s
Mij viel tijdens het analyseren van de interviews een aantal thema’s op:
- De ouders die ik sprak gaven aan muziekonderwijs belangrijk te vinden voor hun kind. Dit motiveerde hen om manieren te zoeken om een cursus te financieren. Uit een onderzoeksrapport van BMC (2015) uitgevoerd in opdracht van het landelijke fonds blijkt echter dat deze motivatie in veel gezinnen ontbreekt, omdat zij niet op de hoogte zijn van positieve effecten van muziek op de ontwikkeling. Bovendien wordt ‘cultuurbeoefening’ als iets elitairs gezien, mede door de hoge prijs. Het fonds probeert dit te corrigeren door bij te dragen aan projecten die op basisscholen en in wijken georganiseerd worden.
- Drie van de vier geïnterviewde aanvragers werden naar een intermediair verwezen door hun muziekdocent. De muziekdocent mag zelf geen intermediair zijn, maar is dus wel een belangrijke schakel naar het fonds. Uit een enquête die ik verspreidde onder 25 muziekdocenten in Utrecht, bleek echter dat 28 procent nog nooit van het fonds gehoord had en dat 80 procent geen intermediairs weet te vinden. Het fonds beschouwt het de verantwoordelijkheid van de muziekdocent om hiervan op de hoogte te zijn, maar dit is dus lang niet altijd het geval.
Een docent gaf zelfs aan om lesaanvragen vanuit het fonds af te houden, om geen onrealistische verwachtingen te scheppen. Er komen namelijk nog instrumentspecifieke kosten bovenop de lesprijs. Op deze manier functioneert een docent als poortwachter en krijgen sommige kinderen geen kans om mee te doen.
- Het fonds vergoedt in de gemeente Utrecht 425 euro per leerling per cursusjaar, wat vaak onvoldoende is. De stadspas kan een aanvulling zijn, maar deze kan ook voor andere, dringendere, uitgaven worden gebruikt.
Deze drie problemen vormen een uitdaging om op te lossen. Toch zijn er acties die ondernomen kunnen worden:
- Het is essentieel dat docenten op de hoogte zijn van het fonds en lokale intermediairs. Het fonds zou docenten beter kunnen informeren en hen aanmoedigen om ouders te wijzen op financiële ondersteuning. Door gebruik van het fonds te normaliseren, gaat er hopelijk ook iets van het elitaire randje van muziekonderwijs af. Daarnaast is het belangrijk dat docenten op de hoogte zijn van organisaties die instrumenten verhuren voor een lage prijs of gratis, zoals Stichting Het Leerorkest en Stichting Algemeen Muziekfonds.
- Het fonds bestaat voor 90 procent uit gemeentelijk geld. Als het geld op dreigt te raken, koppelt het fonds dit terug naar de gemeente. Groeit het aantal aanvragen, dan is dit een signaal naar de gemeente dat er vraag naar betaalbaar muziekonderwijs is en dat er meer geld bij moet komen.
- Maar mijn belangrijkste conclusie is: doe meer onderzoek. Intermediairs en docenten zijn cruciale schakels tussen ouders en het fonds. Mijn enquête onder muziekdocenten was kleinschalig. Aangezien het fonds leunt op de aanwezigheid van intermediairs in de directe omgeving van de doelgroep, is het relevant om te monitoren hoe zij verspreid zijn door de gemeente en of muziekdocenten hen weten te vinden.
Verder lezen:
- Lees de scriptie van Anne Frijns: Breaking Barriers: How Jeugdfonds Sport & Cultuur Contributes to Affordability of Extracurricular Music Education in Utrecht (2024);
- Hier vind je het onderzoek van BMC: Mind the gap, onderzoek van kunst-, cultuur- en sportdeelname van kinderen in armoede (2015);
- Het wordt tijd dat we ons muziekonderwijs serieus nemen. Een opiniestuk van Marijn Cornelis (CultuurSchakel);
- Bas Verberk (Factorium): Hoe het verschil tussen gesubsidieerd aanbod en zelfstandige aanbieders zorgt voor steeds minder fair practice.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)