Toch iets waar ik ieder jaar naar uit keek: de verkiezing van het Woord van het Jaar door Van Dale. Tot een paar dagen geleden. Van Dale heeft in Nederland besloten te stoppen met de verkiezing omdat die is gekaapt door verschillende actiegroepen die oproepen al dan niet te stemmen op bepaalde woorden.
“De berichten rondom deze woorden zijn ontaard in een zeer onprettige maatschappelijke discussie en daarmee schiet de verkiezing haar doel voorbij. Er wordt dit jaar nog heftiger gereageerd dan andere jaren.” Van Dale heeft nu zèlf een woord gekozen: polarisatie.
In 2023 was het ‘graaiflatie’, een combinatieterm voor de woekerpraktijken van ondernemers die de torenhoge inflatie aangrepen om hun prijzen nog eens éxtra op te drijven. Dit jaar draaide het in de Nederlandse politiek veel minder om de economie. Het debat stond in het teken van de zoveelste verharding van het integratiedebat.
Zelf moest ik de afgelopen weken denken aan een andere samentrekking als Woord van het Jaar, ‘nooitstalgie’. De term is gemunt door Mathijs Bouman (journalist van Het Financieele Dagblad). Hij verwoordt hiermee het verlangen naar een verleden dat er nooit is geweest: ‘Vroeger, toen ons land nog wit, godsvruchtig en harmonieus was. Het Nederland van respect voor de veldwachter, fraaie architectuur, bejaardenhuizen en echte winters met ijsbloemen op de ramen’.
Deze hang naar ‘nooitstalgie’ is niet iets van dit jaar. In het politieke debat over de integratie van minderheden worden in Nederland al sinds jaar en dag verschillen in culturele identiteit bewust benadrukt en sterk uitvergroot. De toon wordt daarbij steeds harder, want problemen moeten worden ‘benoemd’ en vooral ‘keihard aangepakt’.
We kunnen inmiddels in Nederland terugkijken op minstens 50 jaar discussie over integratie en minderheden. Halleh Ghorashi (hoogleraar diversiteit en integratie) wees er in haar oratie ‘Paradoxen van culturele erkenning’ (2006) op dat dit debat – ook ruim voordat de toon feller werd – reeds doordrongen was van een essentialistische opvatting van culturele identiteit:
‘In deze benadering wordt cultuur gezien als iets statisch en alomvattends waar individuen eerder de dragers van zijn dan de makers. Anders gezegd: cultuur is in deze zienswijze eerder wat ons maakt dan wat door ons wordt gemaakt.’
Al vóór de opkomst van Pim Fortuyn ontwikkelde Nederland een beleidstraditie waarin migranten werden geplaatst ‘in probleemcategorieën met een afwijkende cultuur’.
Maar sinds Fortuyn mag je pas echt zeggen wat je denkt. Elke vorm van politieke correctheid is bij voorbaat verdacht. Integendeel, hoe harder, hoe beter lijkt het adagium, vooral vanachter een anoniem toetsenbord. Ondertussen wordt het goede, oude ‘Holland’ gecultiveerd. De riedel van grenzen dicht en gulden terug. Met behoud van wifi, dat weer wel.
Pal blijven staan
Gelukkig lijken maar weinig professionals in de cultuureducatie vatbaar voor dit populisme en deze ‘nooitstalgie’. Ze zullen zich eerder herkennen in de alternatieve, non-essentialistische benadering van cultuur die Ghorashi bepleit:
‘Identiteit als een proces dat op het kruispunt van het verleden en het heden steeds nieuwe vormen krijgt’.
Het is deze benadering van culturele identiteit die ik ook herken in de nieuwe (concept)kerndoelen voor cultuureducatie. Daarin wordt veel aandacht gegeven aan (mee)maken en betekenis geven. Voor leerlingen gaat het om het deelnemen aan diverse kunstzinnige en culturele activiteiten. En het leren reflecteren daarop. Dit houdt (onder meer) het leren omgaan met uiteenlopende opvattingen en ervaringen van anderen in.
Belangrijke uitgangspunten cultuuronderwijs
Achter deze formuleringen gaan belangrijke uitgangspunten voor cultuuronderwijs schuil. Goed cultuuronderwijs helpt kinderen de complexiteit van het leven te doorgronden. Het dringt hen geen normatieve canon op maar biedt ze wel een fundament aan culturele bagage. Het draagt geen gesloten wereldbeeld over maar daagt uit tot het verleggen van de grenzen van de verbeelding. Het stimuleert empathie in anderen en leert leerlingen verschillen te waarderen in plaats van te veroordelen.
Ik hoop van harte dat de bewindslieden van OCW niet onder het mom van ‘taal en rekenen eerst’ het uitgebalanceerde voorstel ter zijde schuiven. En meer nog dan dat hoop ik dat ze weg zullen blijven van elke populistische, essentialistische benadering van cultuur.
Laten we bij opkomend nationalisme en autocratisch leiderschap pal blijven staan voor cultuureducatie die geen ‘nooitstalgie’ naar een nimmer bestaand verleden omarmt.
Leve de geëngageerde cultuurdocent die naar de toekomst kijkt. Die polarisatie tegengaat. Die nooit de klas zal indelen naar ‘wij’ en ‘zij’ maar altijd alle leerlingen, één voor één, stimuleert te worden wie ze zijn.
Lees meer columns van Jan Jaap Knol:
- De gruwel die ‘begrijpend lezen’ heet. Het kabinet kondigde voor het onderwijs ‘absolute prioriteit’ aan voor een basisvaardigheid als lezen. En wil fors schrappen in de kerndoelen. Jan Jaap Knol heeft een beter plan.
- Oorlogseconomie? Laten we vooral kleurpotloden blijven maken. We moeten geen kleurpotloden maken maar kogels, zegt werkgeversvoorzitter Ingrid Thijssen in een interview. We moeten blijven investeren in een fundamentelere vorm van weerbaarheid, is de repliek van Jan Jaap Knol.
- Gemeenten erkennen de meerwaarde van cultuur. Regel dan ook de wettelijke basis. “Met een welhaast Bijbelse overgave prijzen de gemeenten ‘de scheppende, onderscheidende kracht’ van cultuur”. Fijn, maar komen er nu ook meer mogelijkheden tot kunstbeoefening?
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)