Muziekschool hoort in de stad

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Muziekscholen verdwijnen uit dorpen en steden, en daarmee verdwijnt ook de basis voor talentontwikkeling. Dat lossen we niet op door alleen naar de gemeenten te kijken, meent Ad van Niekerk. Hun begroting staat al onder druk. Waarom stelt het Rijk zich niet genereuzer op?

Door Ad van Niekerk

Foto: Rob Herstel, Nationale Beeldbank

Muziekscholen zijn nagenoeg verdwenen uit onze dorpen en steden. En waar ze er nog zijn, is het brede bereik belangrijker dan de ontwikkeling van talent. In de tv-uitzending ‘Muziekschool in mineur’ van Zembla (21/10) opende trompettist Eric Vloeimans het debat hierover. Vloeimans vertelde hoe de muziekschool de voedingsbodem was voor zijn muzikale carrière.

Laten we eens een week lang alle muziek uitzetten – dan zijn we het snel met elkaar eens. Muziek is een belangrijk onderdeel van vrijwel ieders leven. En net als bij andere publieke waarden als gezondheidszorg, mobiliteit, veiligheid, economische veerkracht, klimaatbeleid, volkshuisvesting ligt daar een politieke verantwoordelijkheid. Maar wie is precies voor wat verantwoordelijk?

In de reportage van Zembla verklaart cultuurhistoricus Floris Meens de bezuinigingen op de muziekscholen uit het doorsijpelen van de houding tegenover cultuur, zoals die is ontstaan in de periode van staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, VVD). Hij voerde in 2010 forse bezuinigingen in de cultuursector door.

Meens redeneert: Als het rijk de waarde van cultuur niet serieus neemt, waarom zou de gemeente dat dan wel doen? Vloeimans op zijn beurt, wijt het aan een muzikaal gebrek bij de politici. Over het ‘dvd’tje’ van minister Hugo de Jonge, die op de persconferentie van 11 mei 2021 opmerkte dat, indien je niet naar het theater kon, je thuis ook naar een dvd kon kijken, zei Vloeimans, wijzend naar zijn hart: ‘Als je zoiets zegt, dan heb je het hier nooit gevoeld.’

Maar zoals ook een oude boom niet zomaar omwaait bij de eerste de beste storm, zijn er meerdere oorzaken aan te wijzen die de wortelrot hebben veroorzaakt.

Matthäus Passion

Laten we het niet persoonlijk maken en het hart van de minister, waar Vloeimans op doelt, zien als een metafoor voor een verdwenen vanzelfsprekendheid. Gingen politici in de vorige eeuw nog graag naar de Matthäus Passion in Naarden, nu vinden de meesten het een lange zit. Het hart van de politiek is tegen het einde van de vorige eeuw vooral sneller gaan kloppen voor nuchtere en zakelijke waarden. Beleid werd management met cijfermatige verantwoordingen en nuchtere opbrengsten; subsidies werden prestatieafspraken om vooral het gevoel van beheersing en sturing te hebben. De gemeentebegrotingen kwamen onderwijl onder druk te staan. Meerdere bezuinigingsrondes volgden elkaar op. Met de grote overheveling van zorgtaken naar gemeenten liepen de tekorten verder op.

Kunst moest ook nuttig worden buiten het eigen bestaansrecht. De Amerikaanse socioloog Richard Florida trok met zijn vestigingstheorie (hoogopgeleide creatieve klasse kiest voor stad met groot en gevarieerd cultureel aanbod) de kunst het economische domein in. Musea werden toeristentrekkers die de lokale binnenstadeconomie ondersteunden. Design liep de autonome kunst bijna onder de voet. De kunst zelf engageerde zich tegelijkertijd volop met maatschappelijke thema’s. Waarop gemeenten op het idee kwamen dat kunst ook welzijnsbeleid wel een handje kon helpen. Beleidoverstijgend cultuurbeleid, Domeinoverstijgend cultuurbeleid, waarbij kunst dienstbaar is aan andere beleidsterreinen, is nu een belangrijk thema in alle gemeentelijke cultuurnota’s.

Muziekscholen pasten daar niet goed in. De muziekdocent moest verder als cultureel ondernemer. De vraag naar muziekonderwijs zou vanzelf komen, van welgestelde ouders.

Dat cultureel ondernemerschap is een weinig geslaagd gedachtenexperiment. Er ontstonden kleine muziekschooltjes, maar het draaiend houden van een muziekschool is niet iets dat je er even bij doet. De nieuwe samenhangende structuren kwamen niet.

Financiële verantwoordelijkheid

Een muziekschool is onderdeel van de culturele kwaliteit van een stad. Verdwijnt zo’n school, dan is dat een gemis – ook voor de gemeente. Maar het is, met alle toegenomen nuchterheid en door het rijk veroorzaakte krapte in de gemeentebegroting, begrijpelijk dat gemeenteraadsleden zich niet zo verantwoordelijk voelen voor een muziekcultuur die voornamelijk naar landelijke conservatoria, orkesten en gezelschappen toeleidt. Daar merk je in de stad nu eenmaal weinig van.

Het is niet vreemd dat de gemeenteraad kiest voor wat direct rendeert in de stad. Een museum bijvoorbeeld, waarvan de bezoekers ook nog 65 euro in de stad spenderen, of een evenement. En omdat een deel van het op de muziekschool bezuinigde geld naar schoolprojecten gaat, heb je als politicus tegenover de afbraak altijd nog de positieve boodschap dat je nu meer kinderen kunt bereiken met minder geld.

Het debat dat door Vloeimans is gestart, verdient een vervolg. De infrastructuur die nodig is voor talentontwikkeling begint uiteraard in een dorp of een stad. Maar dat wil niet zeggen dat je van de gemeenten ook de financiële verantwoordelijkheid kan vragen. Zij bouwen en financieren de concertzalen, poppodia en theaters waar de musici die het rijk aan de conservatoria opleidt, kunnen spelen. De gemeente zorgt er ook steeds beter voor dat ieder kind kennis maakt met muziek, bijvoorbeeld door subsidies voor de Leerorkesten, waarin ieder kind in de klas een actieve rol heeft bij een optreden in het theater, of voor deelname aan landelijke projecten als Meer Muziek in de Klas.

Maar voor de daarop volgende stap moet het rijk genereuzer zijn in de richting van de gemeenten. Het is ondenkbaar dat we teruggaan naar een rechtstreekse landelijke subsidiëring van muziekscholen. Maar waarom zou het rijk wel een geoormerkt budget per inwoner in het gemeentefonds doen voor de lokale omroep en niet voor de talentontwikkeling van de muziekschool? Ik noem maar een mogelijkheid.

Door talent te ontwikkelen, hebben muziekscholen een grote impact. Natuurlijk zullen lang niet alle leerlingen van de muziekschool later in het Concertgebouworkest spelen. Dat ze hun leven lang een scherp oor en liefde voor muziek hebben meegekregen, is echter ook belangrijk voor het rijk.

Lege conservatoria kun je nog vullen met buitenlandse studenten en orkesten met buitenlandse musici, maar moeten we straks ook het publiek importeren?


Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 4.7 / 5. totaal 3

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (1)
Bastiaan Vinkenburg 23-02-2022

Graag wijs ik, ter ondersteuning van het pleidooi van Ad, ook op het onderzoek van Berenschot naar de waarde van de muziekschool en het artikel daarover dat is gepubliceerd in het jaarboek 2016 van het LKCA en het FCP, Zicht op actieve cultuurparticipatie. We beschrijven hierin diverse dimensies van waarde, maar ook randvoorwaarden om muziekscholen te kunnen laten floreren. Het artikel is ook te vinden via https://www.linkedin.com/in/bastiaanvinkenburg/overlay/1484863982645/single-media-viewer/

reageer
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel