Sinds de invoering van CMK geef ik teamtrainingen in het PO voor het vak beeldende vorming. Ik sta voor enthousiaste schoolteams in scholen waar het gereedschap en de materialen vaak wel ergens onder een laag stof opgeborgen liggen, maar de basiskennis voor lesgeven in het vak ontbreekt. Dat is vreemd, want de leerkrachten hebben een pabodiploma op zak. En op de pabo worden volgens een goed opgezette kennisbasis eisen aan studenten gesteld. Hoe komt het dat studenten dan toch weinig beslagen ten ijs komen voor de kunstvakken?
Twee jaar geleden mocht ik invallen op een pabo. Een aantal zaken viel mij gelijk op. Nog steeds moeten studenten voor beeldende vorming zelf beeldende werkstukken maken (eigen vaardigheid), op een stageschool lesgeven (praktijk) en theoretische kennis laten zien in verslagen en tentamens, maar de eisen aan de eigen vaardigheid zijn minimaal, het aantal te geven kunstlessen heel beperkt en de theoretische verslagen topzwaar. En… pabodocenten hebben heel weinig contacturen.
Beperkt portfolio
Om in een vak les te kunnen geven moet je er zelf vaardig in zijn. Dat vinden wij vanzelfsprekend als het om rekenen en taal gaat en daarom worden deze vakken al bij de start van de studie getoetst. Ook bij de kunstvakken is het startniveau van pabostudenten zeer verschillend en afhankelijk van hun vakkenpakket op het VO of een andere vooropleiding. Waar studenten vroeger een uitgebreid portfolio met beeldende werkstukken in velerlei technieken moesten opbouwen tijdens de vakuren op de pabo (goed voorbeeld doet goed volgen!), voldoen nu enkele minimaal omschreven werkstukken. Voor veel studenten die vóór de pabo geen creatief onderwijs hebben gehad, is dat te weinig om eigen vaardigheid mee op te bouwen.
Liever Pinterest dan een methode
Als studenten lessen voor hun stageschool maken, gebruiken ze liever Pinterest dan een methode. Ze hebben geen idee van lesdoelen en de praktijkbegeleiders zetten welwillend hun handtekening onder lesverslagen met foto’s van 30 treurig eenvormige teken-knip-plak-knutsels. De praktijkbegeleider die affiniteit heeft met een kunstvak en een student echt kan begeleiden, is een uitzondering geworden.
Weinig aandacht voor didactische kennis
De didactische kennis (lesdoelen, lesopbouw, organisatie) die voorheen in alle leerjaren van de opleiding centraal stond, wordt er nu in één semester doorheen gejast. Vervolgens wordt die aangevuld met uitgebreide theoretische betogen over visies op cultuuronderwijs, leertheorieën, het belang van 21e eeuwse vaardigheden – waaronder creatief denken en probleem oplossen(!) – adaptief onderwijs en de verbinding tussen diverse vak- en vormingsgebieden. Prachtige onderwerpen, die studenten bij gebrek aan praktijkkennis amper begrijpen, zoals bleek uit de lange, maar inhoudelijk povere verslagen die ik onder ogen kreeg.
Kunstvakdocenten op de pabo doen hun stinkende best, maar als je in de eerste twee jaar van een voltijdstudie maar 10 contacturen per studiejaar hebt (en bij een deeltijdstudie maar 7) hoe moet je dan én voldoende voorbeeldlessen geven om te zorgen dat studenten eigen vaardigheden ontwikkelen én een uitgebreid theoretisch programma toegankelijk maken en verbinden met de toekomstige lespraktijk?
Paradox: digitaal kunstonderwijs noodzakelijk en onvoldoende
Gelukkig bestaan er veel digitale middelen om de zelfstudie van studenten te ondersteunen. Maar digitale middelen zijn zowel onmisbaar als onvoldoende voor goed onderwijs. Het is de vraag of studenten die zelf digitaal les hebben gekregen zich voldoende bewust zijn van deze paradox. Via online-colleges, instructiefilmpjes en PowerPoints kun je studenten niet voorbereiden op groepsdynamiek en of hen leren organiseren in de klaspraktijk. En juist deze punten zijn zo belangrijk bij kunstvakken.
Digitale methodes anticiperen op incompetente docenten. Wat docenten zelf niet kunnen of waar zij geen voorbereidingstijd voor hebben, laten ze over aan vakdocenten in instructiefilmpjes. Daarin wordt een thema volgens de meest gebruikte online methode in vijf minuten hapklaar gepresenteerd, met bijbehorende kunstvoorbeelden en een techniek voor kinderen en leerkracht. Kunstbeschouwing wordt gegeven in antwoorden, niet in vragen. Dergelijke filmpjes leiden tot eenduidige interpretaties, niet tot eigenheid en cultureel zelfbewustzijn. En het risico van de perfecte zo-doe-je-dat-filmpjes is dat die de creativiteit, waarbij een proces van onderzoeken en uitproberen hoort, eerder remmen dan stimuleren.
Dat geldt ook voor andere kunstvakken. Met een digibord meezingen en dansen lijkt leuk, maar dat bord luistert en kijkt niet, en geeft geen persoonlijke feedback. Voor groei en creatie is een echte docent nodig.
Een vaste plek voor kunstdocenten borgt kwaliteit
Zeker, ik heb respect voor schoolteams die zich laten nascholen in kunstvakken, of die af en toe vakdocenten inhuren, maar het blijft de vraag of deze subsidieafhankelijke inspanningen cultuureducatie structureel kunnen verbeteren. Een vaste plek voor kunstdocenten in een schoolteam borgt kwaliteit wel en werkt ook nog eens werkdrukverlagend voor de zwaar belaste leerkracht in het primair onderwijs.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)