Dit is een licht bewerkte versie van een stuk dat eerder verscheen in Cultuurkrant NL 2021, nummer 1. Neem hier een gratis abonnement.
Door Arno Neele
De kabinetsformatie is na een eerste valse start in volle gang. Wat zal er over cultuureducatie en cultuurparticipatie in het regeerakkoord komen te staan – tenminste, áls er een langer akkoord komt? En: hoeveel interesse is er voor dit toch niet onbelangrijke onderwerp in de Tweede Kamer?
De interesse van de Tweede Kamerleden voor onze sector kun je afleiden uit onder meer moties, amendementen en schriftelijke vragen. Laten we eens kijken naar het aantal moties dat Kamerleden de afgelopen vier jaar hebben ingediend. Moties specifiek op het terrein van cultuureducatie en cultuurparticipatie zijn op twee handen te tellen; geen enkele motie in 2017, vier in 2018, één in 2019 en vorig jaar ook weer vier. Voor de kunstsector in den brede heeft de politiek wat meer aandacht, want als je zoekt naar moties met ‘kunst’ in de tekst dan kom je op een hoger aantal. Maar dat komt mede doordat de zoekmachine dan moties over ‘kunstgrasvelden’, ‘kunstmest’ en ‘kunstmatige intelligentie’ meetelt. Al met al blijft het karig.
Vrijwel alle partijen hadden iets over kunst en cultuur opgenomen in hun verkiezingsprogramma. Alleen bij DENK ontbrak het. Maar daarbij was het wel zoeken naar wat woorden over cultuureducatie en cultuurparticipatie. Een politieke partij zal nooit de verkiezingen winnen door zijn visie op cultuur, laat staan op cultuureducatie en cultuurparticipatie. Burgers vinden kunst en cultuur namelijk geen belangrijk politiek thema, zo blijkt steevast uit het langlopende onderzoek Burgerperspectieven van het SCP. Er vallen niet of nauwelijks stemmen mee te winnen.
Vierde macht
Overigens wil deze gebrekkige interesse niet zeggen dat het Rijk geen beleid voert op cultuureducatie en cultuurparticipatie. Integendeel, binnenschoolse cultuureducatie is met de programma’s Cultuur en School en Cultuureducatie met Kwaliteit al enkele decennia een speerpunt in het landelijke cultuurbeleid. En met het vorig jaar gelanceerde Programma Cultuurparticipatie staat ook cultuurparticipatie weer op de beleidsagenda van OCW. Het ideaal om zoveel mogelijk mensen de kans te geven in contact te komen met kunst en cultuur wordt – gelukkig – breed gedragen, ook door cultuurministers, van welke politieke kleur dan ook.
Je zou de hypothese kunnen opwerpen dat – bij de relatief geringe openlijke interesse van politici voor onze sector – het huidige cultuureducatie- en cultuurparticipatiebeleid vooral een product is van de ambtenaren bij het ministerie van OCW. De zogenaamde ‘vierde macht’. In lopend onderzoek van LKCA in samenwerking met de Raad van Twaalf lijken we eenzelfde rol te zien van cultuurambtenaren bij de vormgeving van gemeentelijk cultuureducatie- en cultuurparticipatiebeleid.
Is het beleid op onze terreinen dan apolitiek? Nee, dat ook weer niet helemaal. Zo af en toe, en zeker in de gemeentelijke politiek, wordt cultuureducatie en cultuurparticipatie wel degelijk een politiek thema. Maar dat wordt het meestal pas wanneer er beleid wordt stopgezet of afgebouwd. Zie de moties van de Tweede Kamer over het stoppen van de mbo-card en over het verdwijnen van centra voor de kunsten en muziekscholen, of de debatten in gemeenteraden over het afbouwen van subsidie aan deze muziekscholen en centra voor de kunsten.
Het is te hopen dat de nieuwe landelijke, en vanaf volgend jaar lokale politici, niet pas bij het einde van beleid er een politiek thema van gaan maken, maar juist aan het begin. Met discussies, debat en beleid op basis van weldoordachte visies en betrokkenheid.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)