Ik was twee periodes bijzonder hoogleraar Betekenis van Cultuurparticipatie in Rotterdam. Eind vorig jaar zwaaide ik af. Twee door het LKCA gefinancierde periodes, waarin ik met mijn collega’s probeerde meer te weten te komen over de waarde van cultuurparticipatie voor de mensen die het doen.
Ik richtte me vooral op de in de geïnstitutionaliseerde cultuursector minder zichtbare vormen van cultuurparticipatie. De cultuursector is er namelijk best al goed in om de waarde van de cultuursector uit te leggen. Al was het maar omdat ze tragisch genoeg steeds weer haar positie moet bevechten. Maar de waarde van wat niet tot de geïnstitutionaliseerde sector gerekend wordt, dat is altijd lastiger. Het Groot Omroepkoor, dat lukt best. Maar shantykoor De Raaitvinken, dat is ingewikkeld. Veel verder dan ‘sociale binding’ en ‘gezelligheid’ komen we meestal niet.
Nieuw publiek
En zo besteedden we, behalve aan het shantykoor, aandacht aan Spoken Word, aan verhalenvertellers, aan Sacred Harp. En we gingen op zoek naar culturele instellingen die probeerden de relatie te leggen met mensen buiten de cultuursector. Veel instellingen doen dat al, natuurlijk. Maar als je streng bent in je selectie wordt de spoeling dun. Als je bijvoorbeeld op zoek gaat naar culturele instellingen die van betekenis willen worden voor nieuw publiek, voor mensen die niet in hun voorstellingen geïnteresseerd zijn. In de Rotterdamse podia Worm en Grounds vond ik fijne partners, waar ik veel van opstak.
Ik werd stevig in de wielen gereden door corona. Dat, en gewoon het feit dat een dag te weinig uren heeft, leidt ertoe dat ik nog een stevig verlanglijstje heb van wat ik nog zou willen onderzoeken.
De Rijdende Popschool bijvoorbeeld, die kleine dorpen bedient, maar alleen als die kleine dorpen zelf het heft mee in handen nemen. Het Festival Hongerige Wolf – van wie is dat eigenlijk? En waarom moet dat trouwens zo nodig groeien? Waarom moet alles altijd groter, en beter, en mooier? Ik had graag een case study van Raku-stokers willen doen. En van Urban Sketching, en wildbreien. Ik ben nieuwsgierig naar de keetcultuur, en naar de paaldans-scene.
Alledaagse cultuurparticipatie
Ik ben van plan de waarde van deze alledaagse cultuurparticipatie te blijven onderzoeken in ons lectoraat Kunsteducatie in Groningen. Ook daar zullen we blijven opzoeken wat mensen uit zichzelf al doen, ook als er geen professional uit de cultuursector in beeld is. Zodat we ook beter kunnen bepalen wat de toegevoegde waarde van kunsteducatie kan zijn. Onder het motto: ‘Wij gaan je niet leren cultureel te zijn, want dat ben je al lang; maar we kunnen je misschien wel bijstaan in jouw ontwikkeling.’
Het is een wat lang motto. Maar ik geloof er wel in. Leerlingen, lerenden verdienen kunsteducatoren die niet redeneren vanuit de kunst, niet vanuit de cultuursector, niet vanuit hun eigen waarde voor de lerende, niet vanuit eigenwaarde. Maar vanuit de waarde die elke lerende (iedereen dus) al in zich meedraagt. En dan hopen dat je daar wat aan toe mag voegen. De poging wagen het ongehoorde hoorbaar te maken, het ongeziene zichtbaar. Het ongehoorde in de zin van: dat waar we normaal niet naar luisteren. Misschien ook wel in de zin van: dat wat eigenlijk niet hoort. En, uiteindelijk, ook in de zin van het onhoorbare. De altijd, voor iedereen, niet-benoembare rest. Dat wat zich niet laat regelen maar misschien wel de kern van onderwijzen is.
De waarde zien van wat er al is, in plaats van wat wij vinden dat er zou moeten zijn.
Het bijzonder hoogleraarschap is voorbij. Maar de poging om op die manier naar cultuurparticipatie en cultuureducatie te kijken, daar ga ik nog maar even mee door. Leve het verlanglijstje!
Verder lezen
- Tip: lees het afscheidsinterview met Evert Bisschop Boele, waarin hij terugblikt op bijna acht jaar hoogleraarschap.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)