Wat gebeurt er als je popcultuur en erfgoed met elkaar verbindt?

Werken met het verleden geeft leerlingen en studenten houvast
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
De huidige samenleving verandert razendsnel en is sterk op het heden gericht, schrijft Hugo Engwerda. Als je je studenten of leerlingen laat spelen met erfgoed uit het verleden, biedt dit houvast en identiteit. Lees hoe hij authentieke kunsteducatie en erfgoed met elkaar verbindt.
Studenten gingen aan de slag met het olifantje Hansken

De popcultuurpraktijk speelt zich af in het hier en nu, is dynamisch en constant in beweging. Het contrast met de erfgoedpraktijk, waarin het gestolde verleden centraal staat, is groot. Wat gebeurt er als je deze twee extremen met elkaar verbindt?

Ik merkte dat er dan een betekenisvolle verbinding ontstaat tussen de  tijdsgeest van nu en die van andere tijden. Je zet beide in een ander licht. Hierdoor leren studenten de eigen artistieke praktijk beter te definiëren. Het werkt verrijkend.

Authentieke kunsteducatie

Het concept van authentieke kunsteducatie ondersteunt me hierbij. Hierbij draait het om de verbinding tussen de school, de interesses van leerlingen en de kunstpraktijk daarbuiten. Dit concept plaatst zichzelf tegenover ‘Schoolkunst’ – ‘kunst die is getemd door schoolse voorwaarden’ aldus Folkert Haanstra. (Cultuur+Educatie 31, 2011).

De koppeling met de wereld buiten school kan wat mij betreft ook een koppeling naar het verleden betekenen. Of naar zaken als marginaliteit en subcultuur. Als het maar aansluit bij de belevingswereld van studenten en leerlingen.

Tijdreis

Hoe pakten wij dit aan bij de Academie voor Popcultuur? Met een bonte delegatie van rappers, vormgevers, fotografen en producers vertrok ik naar de Groninger archieven. Wij gingen op reis; een tijdreis, een artistieke zwerftocht door het verleden. Wat heeft het verleden voor ons in petto, kunnen we onontdekte wegen, onvoorziene verbindingen en nieuwe betekenissen tot stand brengen?

Ik liet me daarbij inspireren door het boek ‘The Radicant’ van de Franse kunstcriticus Nicolas Bourriaud. Daarin staat een botanische metafoor centraal: een proces van wortelen maakt kennis met een nieuwe bodem. Dat gebeurt niet in het wilde weg; er is een reisplan. Bourriaud schrijft over de ‘expeditie’ van de ‘artist-explorer’ in twee richtingen: naar nieuw territorium, en naar het verleden.

Maar als ik met mijn studenten in de Groninger archieven ben, merk ik hoe weerbarstig de praktijk is. Want hoe pak je een tijdreis aan en waar gaat die eigenlijk naartoe? Het verleden is niet zo gewillig dat het zich zomaar laat ontdekken en bewerken. Ook niet door ons, hoe artistiek we ook zijn. En: hoe verder terug in de tijd, hoe minder beeldmateriaal er te vinden is. Het archief blijkt erg talig en het Nederlands van weleer maakt die drempel alleen maar hoger. Hoe duiden we de sporen uit het verleden? We hebben een reisplan nodig.

Gelukkig helpt de collectiebeheerder. Berichten over heksenprocessen, verslagen van kraakacties, pamfletten uit de koude oorlog, en een plakboek uit de Provotijd met leuzen, kattenbelletjes, foto’s, tekeningen, brieven, krantenartikelen en dagvaardingen komen onze kant op.

We nemen even de tijd om langs deze tekens uit het verleden te navigeren en dan  wordt het archief een atelier. Want als je op een rake manier verschillende elementen uit het verleden combineert tot iets nieuws, raakt dat aan het wezen van creativiteit. De in de archieven gebruikelijke rust en regelmaat worden verruild voor artistieke gekte. We werken met scharen, lijm, laptops en smartphones. Een reguliere bezoeker moet even zijn plas ophouden want in de toiletten wordt geluid opgenomen. De medewerkster van de infobalie ziet dat haar folders en tijdschriften tot snippets worden verknipt. Een groep studenten maakt er hun hedendaagse versie van het Provo-plakboek van.

Of neem de diss track ‘Berend’, een mix van elementen uit verschillende tijden. Rappende studenten maken Bernhard von Galen, oftewel Bommen Berend, de historische belegeraar van de stad Groningen, verbaal met de grond gelijk.

Een andere groep studenten gaat aan de slag met het verhaal van het olifantje Hansken. Zij werd in de 17e eeuw vanuit Sri Lanka naar Holland verscheept om als exotische bezienswaardigheid door Europa te reizen. Ook in Groningen was Hansken te zien.

De studenten schilderen een portret van het olifantje. Vervolgens brengen zij het op de fiets terug naar de stal waar zij destijds verbleef – toevallig nu een galerie voor onderzoekende en experimenterende kunst. Daar bevestigen zij Hansken aan de gevel. De combinatie van beeldend werk, fietstocht en interventie geeft het werk ‘Hansken is terug’ een procesmatig karakter.

Artistieke ontwikkeling

Dit is wat duidelijk werd: zwerftochten zijn goed voor artistieke ontwikkeling. Leerlingen en studenten kunnen in een open proces, zonder een vooraf gesteld doel, vrij spelen met de materie zoals die zich aandient. Dit kan betekenisvol nieuw werk en nieuwe inzichten tot stand te brengen. Reizen door het verleden draagt zo bij aan een beter begrip van het fluïde heden. Dit biedt perspectief, houvast en identiteit. Onontbeerlijk voor de leerlingen en studenten van nu.

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 4.8 / 5. totaal 19

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (1)
Amalia Deekman 11-10-2023

Echt interessant om leerlingen de regie te geven en meer moeite te doen om van een archief een atelier te maken! Vrij spelen, dat zouden meer mensen kunnen doen. En... zouden er ook leerlingen gedacht hebben om Hansken het olifantje terug naar Sri Lanka te brengen? Dat is ook anders kijken naar erfgoed.

reageer
Hugo 12-10-2023

Dank voor je reactie en mooie suggestie.

reageer
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel