De huidige wetgeving leidt niet tot goed cultuuronderwijs voor ieder kind. Waarom verplichten we scholen niet tot het inschakelen van een vakdocent voor cultuuronderwijs? Onderzoeker Arno Neele laat er een simpel rekensommetje op los.
Door: Arno Neele
Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 24, december 2022.
Soms beland ik op een feestje of een borrel en komt het gesprek op het Nederlandse overheidsbeleid voor cultuuronderwijs. Nou, ga er maar aanstaan om dit kort en bondig uit de doeken te doen. Dat geldt zeker voor het primair onderwijs. De wetgeving uitleggen gaat nog wel, de kerndoelen en de bekwaamheidseisen voor de pabo. Maar daarmee ben je er nog niet: er is ook nog het ‘bovenwettelijk’ beleid voor cultuuronderwijs. En dat is veel complexer.
Kwalitatief cultuuronderwijs
Bovenwettelijk beleid probeert doelen niet te bereiken door te ‘verplichten’, maar door te ‘verleiden’. In de praktijk leidt de bestaande wetgeving namelijk niet tot kwalitatief cultuuronderwijs op de basisschool; de verplichte kerndoelen zijn te vrijblijvend. Daarom is een groot aantal programma’s en subsidieregelingen opgetuigd om scholen, culturele instellingen, provincies en gemeenten met geld en ondersteuning te ‘verleiden’ om tóch werk te maken van cultuuronderwijs.
Zo zijn daar de vierjarige programma’s Cultuureducatie met Kwaliteit, het cultuuronderwijsbudget via de prestatiebox/lumpsum, de regeling Cultuurbegeleider, Méér Muziek in de Klas, de Impuls Muziekonderwijs, een opdracht voor cultuureducatie in de BIS, de Brede Regeling Combinatiefuncties, sinds kort de regeling School en Omgeving en andere subsidieregelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Bij dit bovenwettelijk beleid is de rijksoverheid betrokken, maar vanwege de matchingsregelingen ook provincies en gemeenten, de ‘penvoerders’ van de subsidieregelingen in de provincies en de grotere steden, de culturele instellingen (zowel de professionele als diegenen die drijven op vrijwilligers), de pabo’s, en last but not least de scholen. En dan laat ik gemakshalve de eigen programma’s en subsidieregelingen die sommige provincies en gemeenten hebben achterwege.
Cultuuronderwijs van een vakdocent
Kan het niet eenvoudiger? Recent overheidsbeleid voor bewegingsonderwijs biedt inspiratie. De Wet op het Primair Onderwijs verplicht scholen vanaf komend schooljaar tot minimaal twee lesuren per week gymles, gegeven door een bevoegde leerkracht. Waarom leggen we ook niet wettelijk vast dat wekelijks eenzelfde aantal lesuren wordt besteed aan cultuuronderwijs, gegeven door een vakdocent? Zo borg je zowel de kwantiteit als de kwaliteit van cultuureducatie.
Wat is daarvoor nodig en wat zou dat kosten?
Ik laat er een simpel rekensommetje op los, op basis van wat beschikbare cijfers, en ga ervan uit dat een vakleerkracht bevoegd is. In het schooljaar 2021-2022 waren er in het primair onderwijs 1.477.822 leerlingen, ruwweg 22,9 per klas. Dan kom je op 64.534 klassen. Als al deze klassen 90 minuten, 40 weken per jaar cultuuronderwijs krijgen, dan wordt dat 3.872.023 uren cultuuronderwijs.
Hoeveel vakleerkrachten heb je daarvoor nodig? Voor 1 fte staan 930 klokuren les. Er zijn dus 4.119 fte aan vakleerkrachten nodig om elke leerling 90 minuten per week cultuuronderwijs te kunnen geven.
De gemiddelde personeelslasten van een leraar op een basisschool in 2020 waren 74.194 euro. Voor 4.119 fte kost dat in totaal ruim 305 miljoen euro per jaar. Maar tegelijkertijd bespaar je natuurlijk op de inzet van groepsleerkrachten, want zij hoeven twee uur per week minder les te geven.
Meer kansengelijkheid
Duidelijk is wel dat dit systeem waarschijnlijk meer kost dan overheden nu via de verschillende subsidieregelingen uitgeven aan cultuuronderwijs. Maar toch: het lijkt zo’n simpele en voor de hand liggende aanpak. Door wat meer ‘wettelijk’ en iets minder ‘bovenwettelijk’ beleid maak je het beleid mogelijk efficiënter en effectiever.
Cultuuronderwijs is zo minder afhankelijk van politieke keuzes, tijdelijke subsidieregelingen en externe partijen. Je verkleint de ongelijkheid tussen scholen, want nu zijn die niet verplicht om deel te nemen aan subsidieregelingen (ongeveer de helft van de basisscholen doet bijvoorbeeld niet mee met Cultuureducatie met Kwaliteit).
Opmerkelijk, want in deze tijd wordt – ook beleidsmatig – groot belang gehecht aan gelijke kansen voor ieder kind. Hoort ieder kind niet kwalitatief goed cultuuronderwijs te krijgen?
Sowieso zal de Onderwijsraad blij zijn met een wettelijk verplichte vakdocent voor cultuureducatie. Zij pleitte vorig jaar in het advies Tijd voor focus voor investeringen in extra vakdocenten op school. Die ontzorgen de overvraagde groepsleerkracht.
Is deze redenatie te simpel? Er is in ieder geval één aantrekkelijk voordeel. Het is voortaan makkelijker praten over cultuuronderwijsbeleid op feestjes en partijen.
Verder lezen
- Kunstvakdocenten voor meer kwaliteit en minder werkdruk: de reactie van LKCA op het advies van de Onderwijsraad (2021).
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)