Evert Bisschop Boele las een interview met de kersverse VVD-cultuurwoordvoerder Aartsen. En stoort zich aan de manier waarop een verongelijkte Aartsen cultuur opdeelt in wij en zij. In volkscultuur en hoge cultuur. Maar ook: in carnaval en suikerfeest.
Cultuur bestaat uit gedeelde en betwiste manieren van spreken en doen. Deze sociaalwetenschappelijke definitie, die ik gebruik als uitgangspunt voor mijn ‘denken en doen’, gaat natuurlijk over cultuur-in-ruime-zin – over de manier waarop mensen gestalte geven aan hun leven. Ook voor cultuur-in-engere-zin – kunst, erfgoed, media en de creatieve industrie, om het op zijn OCW’s te zeggen – gaat dat op. Kunst en erfgoed, of ‘volkscultuur’: gedeelde en betwiste manieren van spreken en doen.
De definitie gaat er van uit dat cultuur een menselijke activiteit is. Cultuur biedt mensen de mogelijkheid te laten zien wat ze belangrijk vinden. Wat hen raakt. Waarin ze verschillen van anderen, en waarin ze overeenkomen. En dat dat voortdurend verandert.
Cultuurpolitiek is dan de manier waarop wij als staat – indien u vindt dat dat samenvalt: als samenleving – ruimte geven aan die gedeelde en betwiste manieren van spreken en doen. En omdat cultuur veranderlijk is, moet cultuurpolitiek dat ook zijn. Logisch dus dat er debatten gevoerd worden over wat wel en wat niet cultuur-in-engere-zin is, welk publiek geld daaraan uitgegeven wordt, waar dat terecht komt. Dat hoort zo. De status quo moet worden uitgedaagd. En indien de status quo moet worden gecontinueerd, dan graag met goede redenen, en niet omdat dat ‘nu eenmaal zo is’.
Hevig debat
Dat debat is de laatste tijd verhevigd. Is de verdeling van publiek geld over cultuur nog legitiem? Waar komt de status quo eigenlijk vandaan? Is die nog houdbaar? Dat is een discussie die uiteindelijk in de politiek beslecht moet worden. En dan hoop je dat de politici de discussie verstandig, met nuance, en met een stevige afweging van voors en tegens voeren. Waarna er besloten wordt, en niet iedereen tevreden is.
Dat heet democratie. Voor mij is democratie de mogelijkheid om binnen zeer ruime grenzen het debat over onze gedeelde én betwiste manieren van spreken en doen te overwegen, en voortdurend te heroverwegen. Democratie is debat en meerstemmigheid. Democratie schuurt, is onaangenaam, doet soms pijn. Democratie is het debat over Zwarte Piet en over de haan van Kallemooi. Democratie is kunnen leven in een samenleving waarvan je weet dat jij niet vanzelfsprekend het middelpunt bent; maar waarvan je weet dat je wél kunt spreken en gehoord wordt.
Kamerlid Thierry Aartsen (VVD) vindt dat er meer geld naar ‘volkscultuur’ moet en minder geld naar ‘hoge cultuur’ want van de huidige verdeling krijgt hij jeuk, zegt hij in een interviewtje in de Volkskrant. Dat mag. En in dat interviewtje stelt hij een aantal thema’s aan de orde die van belang zijn in het debat over cultuurbeleid. Is bijvoorbeeld het feit dat niet alle subgroepen van de Nederlandse samenleving evenredig profiteren van de landelijke cultuurmiddelen een argument tot heroverweging? Zijn bezoekersaantallen een criterium in cultuurbeleid? Is kwaliteit een criterium, en wie bepaalt dan wat kwaliteit is? Is regionale spreiding een criterium?
Aartsen stelt die vragen aan de orde door er direct maar stevig positie in in te nemen, als aanloopje naar het debat gisteren over de cultuurbegroting in de Tweede Kamer. Ook dat mag. Ik vertrouw er op dat politici en bestuurders best in staat zijn om, met behulp van welingelichte assistenten en ambtenaren, dat debat uiteindelijk met nuance te voeren. Gevoed natuurlijk ook door de tegenreactie die een standpunt als dat van Aartsen onmiddellijk oproept, óók vanuit de gevestigde cultuurwereld.
Die tegenreactie is niet als vanzelfsprekend de waarheid, en ook niet per se de stem van het gezonde verstand, want wie gelooft in meerstemmigheid kan moeilijk overweg met die notie. Zoals Aartsen evenmin alleenrecht op het gelijk heeft, en op het gezond verstand, zelfs als hij dat zo doet voorkomen. En als dan de status quo in cultuurbeleid niet langer houdbaar blijkt te zijn, dan is dat zo. Ik ben vooral benieuwd naar de discussie en naar het tijdelijke resultaat.
Een verongelijkt ‘wij’
Er is wel een dingetje dat ik kwijt wil over Aartsen. Ik vind de manier waarop hij het heeft over ‘volkscultuur’ en over ‘hoge cultuur’ onnodig polariserend. We weten inmiddels uit allerlei onderzoek dat de werkelijkheid, het leven van alledag, veel complexer is dan dat. De samenleving bestaat niet uit twee groepen. Er is geen ‘wij’en ‘zij’. Als een concept als ‘volkscultuur’ al zinvol is, dan uitsluitend om te verwijzen naar, opnieuw, een veelkleurige dynamische werkelijkheid van gedeelde én betwiste manieren van praten en doen. In Aartsen’s interview lees ik te veel een verongelijkt ‘wij’ dat vindt dat het ten onrechte niet beschouwd wordt als het centrum van het universum.
En de meeste moeite heb ik met een specifieke manier van opdelen in ‘wij’ en ‘zij’. Die spreekt Aartsen niet expliciet uit, maar in wat hij zegt toont hij het wel. In het interview zegt hij dat onder volkscultuur onder meer het carnaval valt. Even later, gevraagd of het suikerfeest dan ook ondersteund moet worden, zegt hij: ‘Ik denk niet dat religieuze feesten er onder moeten vallen.’
Dat iemand impliciet en vanuit de automaat positief staat tegenover ondersteuning van het carnaval en negatief tegenover ondersteuning van het suikerfeest, spreekt boekdelen over wie hier de ‘wij’ zijn en wie hier de ‘zij’. Het zou fijn zijn als onze volksvertegenwoordigers zover mogelijk van dat soort polarisering weg kunnen blijven.
Foto: Nederlands Openluchtmuseum, Feest! In Nederland (2015), Het project Feest heeft als doel kinderen en ouders kennis te laten maken met de 55 feesten, waarvan 30 christelijke, die we in ons land kennen, Flickr.com
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)