Trendrapport theater-, dans- en muziekeducatie 2019

Betovering en betekenis
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Het trendrapport Betovering en betekenis toont wat podiumkunstinstellingen zoals orkesten, dans- en theatergezelschappen en productiehuizen aan educatie doen, waarom ze dat doen en hoe ze dat doen.

In 2012 werd het vorige trendrapport uitgebracht over dans- en theatereducatie. In dit onderzoek is voor het eerst ook de muzieksector meegenomen. Onderwerpen als positionering en de bekostiging van educatie bij instellingen, samenwerking, nieuwe doelgroepen en diversiteit zijn onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat men de kwaliteit van het aangeboden programma als het meest belangrijke aandachtspunt ziet, in alle sectoren is dat steeds een terugkerend geluid. 

Educatieve activiteiten

Op de eerste plaats zien de auteurs bij veel instellingen een toename van de educatieve activiteiten en een sterkere positie van de educatieve doelstelling binnen de organisatie. Educatie is vaak een onderdeel van het beleidsplan en het educatieve deel wordt al aan het begin van een productie meegenomen. Educatie is daarmee steviger verankerd in het beleid van de organisaties. Opmerkelijk daarbij is dat de activiteiten nu voor een kleiner deel uit het reguliere budget worden bekostigd dan in 2012. Dat kan betekenen dat de instellingen meer geld vanuit fondsen ontvangen. Het komt ook regelmatig naar voren dat door samen te werken kosten worden bespaard. Bijvoorbeeld door elkaars producten over te nemen, en zo de ontwikkelkosten uit te sparen. Het kan ook betekenen dat men een beroep doet op musici, dansers, acteurs, educatieve en andere medewerkers om een extra bijdrage te leveren zonder gepaste beloning.

Kwaliteit

Het blijkt ook dat men de kwaliteit van het aangeboden programma als het meest belangrijke aandachtspunt ziet, in alle sectoren is dat steeds een terugkerend geluid. Om kinderen, maar ook volwassenen te kunnen ‘betoveren’ met muziek, theater of dans, moet het beste van het beste geleverd worden, met een goede voorbereiding. De instellingen willen trouw blijven aan hun identiteit en de dingen doen waar ze goed in zijn en waar ze voor opgericht werden. Ze willen dat wel graag delen met alle Nederlanders, van jong tot oud en zo divers mogelijk.

Doelgroepen

Doelgroepen die moeilijker te bereiken blijken, zijn mensen met een migratieachtergrond, vmbo’ers, mbo’ers, kinderen in het speciaal onderwijs en mensen met een krappe beurs. Bij verschillende instellingen lukt het goed om deze doelgroepen te bedienen, maar het vraagt extra tijd en aandacht die men niet altijd heeft. 

Het is lastiger dan voorheen om met het onderwijs samen te werken, omdat tussenpersonen en organisaties voor de verspreiding van cultuureducatie uit het werkveld verdwenen zijn.
De aandacht voor groepen buiten het onderwijs is opmerkelijk toegenomen. Via allerlei vormen van samenwerking wordt toenadering gezocht tot ouderen in zorginstellingen, statushouders, mensen die gebruikmaken van de voedselbank, ouders met jonge kinderen, en opa’s en oma’s.

Cultuureducatie met Kwaliteit

Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zorgt ervoor dat er voor het primair onderwijs steeds meer maatwerk wordt geleverd en dat het aantal scholen dat van een kunstmenu gebruikmaakt afneemt. Afzet van de schoolprogramma’s die muziekinstellingen en gezelschappen ontwikkelen, is daardoor niet meer gegarandeerd. Het gevolg is dat medewerkers de scholen zelf met hun aanbod benaderen, wat een extra tijdsinvestering betekent.

Samenwerking met onderwijs

De samenwerking met het onderwijs verloopt vaak bijzonder goed en structureel, maar is soms ook problematisch te noemen. Er is sprake van een lerarentekort en overbelasting. Het gevolg is dat leerkrachten en docenten ‘vermoeid’ zijn en niet altijd in staat om zich te verdiepen in het aanbod van de instellingen.

Volgens de culturele instellingen weten scholen niet goed een vraag met voldoende diepgang te formuleren. Kunst als middel om een bijdrage te leveren aan de lesstof of de breinontwikkeling van kinderen zien de geïnterviewden niet altijd als iets positiefs. Het lijkt erop dat kunst nog altijd met een dergelijke invulling gelegitimeerd moet worden, maar het gaat de podiumkunstinstellingen vooral om kennismaken met kunst, en de ervaring en persoonlijke verrijking.
Het geringe aanbod voor vmbo, mbo en speciaal onderwijs (so/vso) is vergelijkbaar met het aanbod in 2012. Ook toen kwamen deze onderwijssoorten er bekaaid van af ten opzichte van vwo, havo en primair onderwijs. Het delen van voorbeelden van succesvolle activiteiten voor die doelgroepen kan helpen om ook andere organisaties te stimuleren een aanbod te creëren.

CKV

De angst dat de vernieuwing van CKV voor havo en vwo een teruggang zou betekenen van het leerlingenbezoek – het aantal cultuurontmoetingen is immers niet meer verplicht – lijkt vooralsnog ongegrond. Er is zelfs sprake van een toename van het aantal voorstellingen voor het voortgezet onderwijs.

Opbouw van het onderzoek

Het trendrapport bestaat uit drie delen. Het eerste deel is gebaseerd op een landelijke enquête, begin 2019 uitgevoerd door het LKCA. Het tweede deel bestaat uit een kwalitatief onderzoek naar educatieve activiteiten binnen de dans- en theaterwereld, uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ten slotte volgt in het derde deel de uitkomst van interviews met educatiemedewerkers van muziekgezelschappen, uitgevoerd door het LKCA.

Publieksversie

LKCA probeert publicaties zo toegankelijk mogelijk aan te bieden. Neem contact met ons op bij ontoegankelijke informatie via info@lkca.nl.

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 3.4 / 5. totaal 5

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel