Cultuur+Educatie 11
Dit nummer draait om de vraag: wat maakt een kunstvakdocent tot een goede docent? Aanleiding zijn de profielen en competenties die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld voor de kunstvakopleidingen.
Eerst worden de omstandigheden belicht waarin beroepsprofielen, opleidingsprofielen en competentiegerichte opleidingskwalificaties tot stand zijn gekomen. Maar is het in de praktijk mogelijk aan deze theoretisch geformuleerde profielen en competenties te voldoen?
Ontwikkelingen
In het eerste artikel beschrijft Jos Herfs (muziekpedagoog, publicist) de ontwikkelingen die de afgelopen tien jaar van invloed zijn geweest op docent en docentschap. Hij maakt daarbij een onderscheid tussen maatschappelijke, onderwijskundige en vakinhoudelijke ontwikkelingen. Herfs laat voorts zien hoe deze leidden tot de veranderende eisen aan de startbekwaamheden van de docent in een kunstvak.
Competenties
Per kunstvak zijn competenties geformuleerd waarover een beginnend kunstvakdocent moet beschikken. Jaap Vinken (tekstbureau Vinken en Van Kampen) bespreekt in het tweede artikel deze competenties en geeft aan waarom juist deze competenties gekozen zijn.
Praktijk
Theorie en praktijk komen in de derde bijdrage samen in een verslag van een expertmeeting, georganiseerd door Cultuur+Educatie. In vier paneldiscussies – voor beeldende kunst en vormgeving, dans, drama en muziek – debatteerden studenten, opleiders en docenten over de praktische implicaties van de nieuwe competenties.
Epiloog
Met de uitkomsten van deze discussies in gedachten probeert Piet Hagenaars in de epiloog een antwoord te vinden op de centrale vraag: wat maakt iemand een goede kunstvakdocent?
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)