Cultuur+Educatie 1: De moede muze
In zijn inaugurele rede De Milde Muze in 1996 verkende en analyseerde Knulst de verschuivende en betwiste grenzen tussen canonieke kunst en het wijdere cultuurgebied, waarover hij veel heeft gepubliceerd. Collega-wetenschappers belichtten tijdens het afscheidssymposium zijn werk vanuit verschillende invalshoeken.
De overspelige muze
Jozef Vos opent de bundel met de institutionalisering van het vaderlandse muziekleven, binnen en buiten het onderwijs. Hij benadrukt het belang van het historisch perspectief bij beschouwingen over kunsteducatie en cultuurparticipatie.
De onvermoeibare muze
Ludgard Mutsaers vraagt zich in haar bijdrage af hoe kwaliteitsmaatstaven worden aangelegd binnen genres van populaire muziek. Populariteit van kunstvormen is geen absoluut gegeven, maar altijd tijdgebonden en cultuurbepaald.
De muze en de schoolmeester
Hendrik Henrichs benadert de problematiek van kunst en educatie op de bühne door de analyse van Othello, uitgevoerd door een Marokkaanse cast onder regie van Gerrit Timmers.
De muze te vriend
Jos de Haan analyseert de rol die de sociale omgeving – anders dan die van het gezin van herkomst – speelt in de vorming van kunstzinnige belangstelling en de daaropvolgende actieve cultuurparticipatie.
De schoolse muze
Folkert Haanstra, opvolger van Knulst als bijzonder hoogleraar Kunsteducatie en Cultuurparticipatie, brengt de esthetisch ontwikkeling van jongeren in beeld tegen de achtergrond van de wijzigende opvatting over kunsteducatie binnen het onderwijs.
De muze en de dubbele voedingsbodem
Gerbert Kraaijkamp stelt in zijn bijdrage dat de geleidelijke teruggang van het leesgedrag niet komt door de ’televisiegeneratie’ maar door hoeveel televisie men in de jeugd heeft gekeken.
Onderzoeksdesigns en de muze
Harry Ganzeboom, Ineke Nagel en Marie-Louise Damen besteden aandacht aan de voorlopers van het in 1999 ingevoerde schoolvak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV).
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)