Monitor Amateurkunst biedt nieuw inzicht in amateurkunstsector 

Actuele cijfers over onder andere digitalisering en grensoverschrijdend gedrag
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Wie beoefent kunstzinnige en creatieve activiteiten in de vrije tijd, en wat drijft hen? Wat zijn belangrijke trends en ontwikkelingen in de amateurkunstsector? Je leest het in de Monitor Amateurkunst (MAK). Iedere drie jaar belicht de MAK de belangrijkste trends en thema’s in de cultuurbeoefening van de Nederlandse bevolking. In dit artikel vind je de meest opvallende cijfers én een downloadlink. 

Lucien Kembel, directeur-bestuurder van LKCA: ‘De Monitor Amateurkunst laat zien dat 55% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten beoefent in de vrije tijd. Gemiddeld zijn ze daar maar liefst 8 uur per week mee bezig. Velen van hen doen dit samen met anderen.’ 

Waarde van cultuurbeoefening 

‘Dit zegt veel over de waarde van cultuurbeoefening. We doen het niet alleen omdat het ons plezier en vervulling brengt, of omdat we uitgedaagd willen worden. Maar ook omdat we mét elkaar iets willen doen of maken. Juist daarom is het belangrijk dat iedereen de kans krijgt cultuur te beoefenen, en dat niemand zich hiertoe belemmerd voelt.’ 

Interessante of opvallende cijfers per thema:  

Geslacht, leeftijd en opleiding 

Beoefening van kunstzinnige, creatieve en muzikale activiteiten hangt sterk samen met geslacht, leeftijd en opleiding. Het aandeel beoefenaars ligt bij vrouwen veel hoger dan bij mannen. Hoe ouder men wordt, hoe kleiner het percentage beoefenaars. 

Beoefening in groepsverband 

Van de Nederlandse bevolking is 11% actief in een vereniging, club of groep voor het beoefenen van kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten. 

Meer variatie in de stad 

De beoefening van kunstzinnige, creatieve en muzikale activiteiten verschilt niet of nauwelijks per regio. Wel is er in sterk stedelijke gebieden meer variatie in de manieren waarop beoefening in groepsverband is georganiseerd dan in minder stedelijke gebieden.  

  • In meer stedelijke gebieden zijn – naast de vereniging – ook veel beoefenaars actief in informele groepen of in groepen georganiseerd door een instelling of een zelfstandige docent of kunstenaar.  
  • In minder stedelijke gebieden blijft de vereniging het voornaamste verband. 

Zelfstandige als belangrijkste aanbieder  

De zelfstandige docent of kunstenaar met een eigen lespraktijk is de aanbieder waarbij de meeste beoefenaars hun lessen, cursussen of workshops volgen.  

  • Ruim een derde meldt zich daarvoor direct aan bij een zelfstandige, de overige twee derde bij een organisatie of instelling als vereniging, dans- of balletschool, buurthuis/wijkcentrum, muziekschool of centrum voor de kunsten.  
  • Bij beoefenaars die een muziekinstrument bespelen of zingen ligt het aandeel dat zich direct aanmeldt bij een zelfstandige het hoogst. 

Ongewenst gedrag in de amateurkunsten  

18% van de beoefenaars geeft aan in meer of mindere mate te maken te hebben (gehad) met ongewenst gedrag in het afgelopen jaar bij het beoefenen van kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten.  

  • Kinderen en jongeren werden er iets vaker mee geconfronteerd, evenals beoefenaars die geboren zijn in het buitenland, en beoefenaars zonder opleiding, alleen basisonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs.  
  • Van degenen die te maken hebben (gehad) met ongewenst gedrag, geeft 16% aan dat dit mogelijk te maken heeft met discriminatie.  
  • De overgrote meerderheid maakt geen melding van dit gedrag. 

Beperking of aandoening: stimulans én obstakel  

Onder mensen met een beperking of chronische aandoening is het aandeel dat kunstzinnig, creatief of muzikaal actief is nagenoeg even hoog als onder mensen zonder beperking of aandoening. Bij mensen met een psychische beperking ligt het hoger.  

  • Hoe sterker een beperking of aandoening het dagelijks leven belemmert, hoe groter het aandeel dat beoefenaar is. Wel beoefenen mensen met een beperking of aandoening hun activiteiten iets vaker (meestal) alleen, en zijn ze minder vaak lid van een amateurkunstvereniging, -club of -groep.  
  • De beperking of aandoening kan ook een obstakel zijn om helemaal niet aan kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten te doen. Dat geldt voor 21% van degenen met een beperking die zulke activiteiten niet beoefenen. 

Online leren en tonen  

Online is inmiddels onlosmakelijk verbonden met de beoefening van kunstzinnige, creatieve en muzikale activiteiten. Het bekijken van online voorbeelden of instructies is een van de belangrijkste manieren geworden voor beoefenaars om beter te worden in hun activiteit.  

  • Bijna een derde van de beoefenaars leert online.  
  • Internet en sociale media zijn veelgebruikte podia om eigen werk te tonen.  

Kwalitatieve cultuureducatie en -participatie

Kunst en cultuur dragen bij aan de (toekomstige) kwaliteit van leven en aan de ontwikkeling van elk mens, maar is niet vanzelfsprekend voor iedereen toegankelijk. LKCA agendeert daarom de waarde van cultuur en draagt bij aan het scheppen van voorwaarden voor kwalitatief hoogwaardige cultuureducatie en -participatie. Dat doen we door onze kennis van en visie hierop op een impactvolle manier te delen. Lees hier meer over onze missie.

Eerdere edities:

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 3.9 / 5. totaal 9

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
Arno Neele
Arno Neele
Functie: Specialist Onderzoek
Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
arnoneele@lkca.nl
030 711 51 07
Bekijk alle experts
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel