Onzichtbaar zingen: amateurkunstbeoefening in informele zanggroepen
Aanleiding
Ongeveer 40% van alle amateurkunstenaars beoefent een creatieve of kunstzinnige activiteit regelmatig samen met anderen. Een deel van die groep doet dat binnen de formele structuur van een vereniging of van een stichting.
Een bijna even groot deel doet dat in groepen die geen juridische rechtsvorm hebben, zogenaamde ‘informele groepen’. Dit deel is beperkt zichtbaar voor koepelorganisaties, beleidsmakers, ondersteunende organisaties en onderzoekers omdat zij niet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Deze informele groepen lijken toe te nemen in aantal. Daarmee wordt het belang om beter zicht te krijgen op deze groepen groter.
Rapport Onzichtbaar Zingen
Daarom had Koornetwerk Nederland behoefte aan een verkennend onderzoek naar informele groepen in de koorzangsector. LKCA liet een kwalitatief onderzoek uitvoeren van gesprekken met 14 personen die actief zijn in deze informele sector. Dit heeft geleid tot het rapport ‘Onzichtbaar zingen’.
In dit artikel lees je de belangrijkste punten uit het onderzoeksrapport.
Intrinsieke motivatie
Er zijn veel verschillende soorten informele zanggroepen. Het verschil merk je in frequentie van samenkomst, de professionaliteit van de begeleiding en in de oefenruimtes die ze gebruiken. En allemaal ontstaan ze vanuit een eigen motivatie.
Ontstaat het initiatief bij een zanger (of een groep zangers), dan gebeurt dat vaak vanuit een intrinsieke motivatie om samen te zingen, bijvoorbeeld bij:
- een groep met een zelfde muzikaal ambitieniveau
- een groep met een zelfde muzikale voorkeur: bijvoorbeeld vocal group in pop en jazz, of ensemble oude muziek
- een groep met een zelfde wens om individueel een partij te zingen (i.p.v. in een stemgroep met anderen)
- een groep met een zelfde wens om vanuit een bepaalde viering (kerstmis, 5 mei, huwelijk) te functioneren
- een groep met de wens om het samen zingen eenvoudig, flexibel en vooral zelf te regelen, met een maximale eigen inbreng
Zakelijke motivatie
Er zijn ook groepen die ontstaan vanuit het zakelijk oogpunt van de initiatiefnemer. Dat kan bijvoorbeeld zijn:
- een zzp-er (bijvoorbeeld dirigent of zangdocent) die een groep individuele zangers bij elkaar brengt om regulier / incidenteel / projectmatig te werken en daarvoor een bijdrage vraagt om in levensonderhoud te kunnen voorzien
- een (particulier) kunstencentrum dat een aanbod heeft voor individuele zangers die regulier / incidenteel / projectmatig in een vocale groep willen zingen en daarvoor lesgeld vraagt
- een culturele stichting die aanbod heeft voor individuele zangers die regulier / incidenteel / projectmatig in een vocale groep willen zingen (bijvoorbeeld koorvakanties, scratch-koorzangactiviteiten etc.)
Ideële motivatie
Ook vanuit ideëel oogpunt kunnen zanggroepen ontstaan en geïnitieerd worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door een:
- welzijnsinstelling of zorgcentrum dat een bepaalde (kwetsbare) groep mensen bij elkaar brengt en er zang-activiteiten voor organiseert
- een kerk die (op reguliere basis) een groep mensen bij elkaar brengt om vieringen of diensten op te luisteren
- een ideële stichting (voor kunst en cultuur) die voor festiviteiten of herdenkingen individuele zangers bij elkaar brengt om samen te zingen; denk aan Dodenherdenking, Bevrijdingsdag of een festival.
In schema:
Intrinsiek initiatief | Zakelijk initiatief | Ideëel initiatief |
Individueel persoon | Zzp-er/ondernemer | Welzijns- of zorginstelling |
Groep ‘gelijkgestemden’ | Centrum van de Kunsten | Kerk |
Kunst- Cultuurinstelling of- stichting | Kunst- Cultuurinstleling of- stichting |
Knelpunten en ondersteuningsbehoeften
Deze initiatieven hebben gemeenschappelijk dat er vaak niks is vastgelegd op papier als het gaat om taakverdeling of om de financiën. Dat heeft voor- en nadelen. Het biedt flexibiliteit, de mogelijkheid om snel te schaken en besluiten te nemen. Aan de andere kant kan de besluitvorming juist ook traag verlopen, omdat bij een deel van de groepen niemand het mandaat heeft en iedereen bij elk besluit gehoord moet worden.
Een ander knelpunt is dat de praktische organisatie van de zanggroep in handen ligt van één of twee personen. Wat gebeurt er als de ‘organisator’ wegvalt?
Daarnaast ervaren deze groepen de volgende knelpunten en ondersteuningsbehoeften:
- het vinden van geschikte en betaalbare locaties om te oefenen en op te treden
- de werving van nieuwe leden of deelnemers
- het aanvragen van subsidie (veel fondsen en overheden stellen als subsidievoorwaarde dat de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon)
- informatie over uitvoerings- en auteursrechten voor informele groepen
- als ondersteuningsbehoefte wordt ook een soort online markplaats genoemd: van dirigenten, muzikanten en zangers, betaalbare locaties, andere koren voor samenwerkingsprojecten, repertoire etc.
Overeenkomsten korenmonitor
De ondersteuningsbehoeften van de informele zanggroepen komen voor een deel overeen met die van formele zanggroepen (zoals deze in de Verenigingsmonitor en de daarvan afgeleide Korenmonitor zijn beschreven). De werving van leden en de zoektocht naar financiering van activiteiten zijn herkenbaar als uitdagingen van alle zanggroepen. Ook de beschikbaarheid van betaalbare oefen- en optreedlocaties is voor beide verschillende groepen een uitdaging.
Misschien dat het bij informele groepen lastiger op te lossen is, omdat ze gemiddeld genomen vaak wat kleiner in omvang zijn en dus minder bronnen (geld, menskracht) beschikbaar hebben. Ook de informatiebehoefte en de behoefte aan een online marktplaats zijn niet specifiek voor informele groepen.
Zichtbaarheid en toegankelijkheid
De ondersteuningsorganisaties in de koorsector en/of de overheid hoeven zich minder druk te maken om de inhoud van de ondersteuning die ze bieden voor deze groepen; die komt immers voor een belangrijk deel overeen met de ondersteuning voor formele groepen.
Waar ze wel naar zouden kunnen kijken is hoe die ondersteuning goed zichtbaar en nog beter toegankelijk wordt.
In verbinding
De vraag is natuurlijk wie welke ondersteuningsbehoefte oppakt. Wat kunnen gemeentes en provincies doen en wat de cultuurfondsen? Hoe kunnen koepels (ledenorganisaties immers van overwegend formele koren) zorgen dat hun service en informatie ook beschikbaar komt voor informele groepen? En hoe kan de ondersteuning van de verschillende partners een goede samenhang krijgen zodat groepen weten waar ze moeten zijn met welke vragen?
Het is een mooie uitdaging voor formele ondersteuningsorganisaties om in contact te komen met het groeiend aantal zanggroepen dat zich informeel organiseert.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)