Stel een vraag

Heb je een vraag over cultuur op school of in de vrije tijd? Kijk bij de veelgestelde vragen (onder het formulier). Of stel je vraag in het formulier en je krijgt zo snel mogelijk antwoord.

Lees hieronder alle veelgestelde vragen

Voortgezet onderwijs

Het aantal taakuren dat we adviseren, hangt af van de grootte van je school. Voor kleinere scholen (tot 500 leerlingen) en mono-richting scholen (zoals alleen gymnasium of vmbo) adviseren we een minimum van 50 taakuren. Voor grotere scholen (vanaf 1000 leerlingen) en met meerdere leerrichtingen adviseren we minimaal 100 taakuren.
De beroepsgerichte examenprogramma’s voor de bovenbouw van het vmbo hebben bijbehorende profielen. Hiermee krijgen leerlingen inzicht in mbo-opleidingen en beroepen die bij hen passen. Bij de profielen hoort een centraal schriftelijk en praktisch examen. De vier leerwegen zijn: basisberoepsgericht (bb), kaderberoepsgericht (kb), gemengd (gl) en theoretisch (tl). Er zijn in totaal tien profielen. Dienstverlening & Producten en Media, Vormgeving & ICT zijn profielen met kunstzinnige en creatieve vakken. Scholen zijn verplicht minimaal één profiel aan te bieden. Ze zijn verder vrij in de keuze welke profielen. Die profielen bestaan uit een beroepsgerichte profielvak en beroepsgerichte keuzevakken. Het beroepsgerichte profielvak is een verplicht onderdeel van het profiel. Leerlingen krijgen basiskennis en basisvaardigheden aangeboden om in een beroep of werkveld goed te functioneren. Voor elk profiel is een platform voor en door scholen ingericht.

Beroepsgerichte keuzevakken

Elk profiel heeft een aantal keuzevakken, met daarbij ook de mogelijkheid om een kunstvak te kiezen. Zo kan een leerling zijn programma verdiepen of verbreden. Afhankelijk van de leerweg kiest een leerling tenminste vier (bb en kb) of twee (gl) keuzevakken. Afhankelijk van het aanbod van de school, kunnen leerlingen keuzevakken binnen en buiten het profiel kiezen.

Algemeen deel en kunstvakken

Naast bovengenoemde onderdelen bevatten de profielen altijd de algemeen vormende vakken:
  • Nederlands;
  • Engels;
  • Maatschappijleer;
  • Lichamelijke opvoeding;
  • Kunstvakken inc. CKV

LoopbaanOriëntatie en Begeleiding

Daarnaast kent elk profiel het onderdeel LoopbaanOriëntatie en Begeleiding (LOB). Hierin maken leerlingen kennis met de praktijk tijdens praktijkopdrachten, bedrijfsbezoeken en/of stages. De inhoud is deels gekoppeld aan het beroepsgerichte profielvak. Leerlingen sluit het LOB af met een loopbaandossier.

Lees verder

Website platforms vmbo
Leerlingen verdiepen en verbreden hun kennismaking met kunstzinnige en andere culturele uitingen in het leergebied Kunst & Cultuur. Zij verkennen en onderzoeken daarbij hun eigen productieve mogelijkheden. Bovendien leren ze oog te krijgen voor kunstzinnige en culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving en de diverse culturen in de wereld.

Kerndoelen leergebied Kunst & Cultuur

Het leergebied Kunst & Cultuur heeft vijf kerndoelen. Daarin is aandacht voor alle kunstdisciplines. Erfgoededucatie is verweven in de kerndoelen voor het leergebied Kunst & Cultuur, en valt verder onder het leergebied Mens & Maatschappij.

Kerndoel 48: Produceren van kunst

De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de ontzeggingskracht van verschillende kunstdisciplines te onderzoeken. En om die toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.

Kerndoel 49: Eigen kunstzinnig werk presenteren

De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of in groepsverband, aan derden te presenteren.

Kerndoel 50: Leren kijken en luisteren naar kunst

Op basis van enige achtergrondkennis leert de leerling te kijken en/of te luisteren naar beeldende kunst, muziek, film en theatervoorstellingen.

Kerndoel 51: Verslag doen van ervaringen

Met behulp van visuele of auditieve middelen leert de leerling verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten (als toeschouwer en als deelnemer).

Kerndoel 52: Reflecteren op kunstzinnig werk

De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder kunstenaars.

Invulling leergebied Kunst en Cultuur

Scholen mogen zelf bepalen hoe ze het onderwijs inrichten en aanbieden. Dit kan in een samenhangend leergebied, in afzonderlijke vakken, als onderdeel van projecten of een combinatie van de genoemde opties. Het aantal uren dat scholen aan de kunstvakken moeten besteden, is niet vastgelegd. Wel moet voldoende tijd ingepland worden om de algemene doelstelling en de kerndoelen te realiseren.

Lees verder

Leergebied Kunst en cultuur
De onderbouw in het vmbo omvat de eerste twee jaren. Leerlingen verdiepen en verbreden in het leergebied Kunst & Cultuur hun kennismaking met kunstzinnige en culturele uitingen. Zij verkennen en ontdekken daarbij hun eigen productieve mogelijkheden. Bovendien leren ze oog te krijgen voor kunstzinnige en culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving en de diverse culturen in de wereld.

Kerndoelen leergebied Kunst & Cultuur

Alle kunstdisciplines en erfgoededucatie komen terug in de vijf kerndoelen van het leergebied Kunst & Cultuur. Erfgoededucatie komt ook terug in het leergebied Mens & Maatschappij.

Kerndoel 48: Produceren van kunst

De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken. Ook leert de leerling dit toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.

Kerndoel 49: Eigen kunstzinnig werk presenteren

De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren.

Kerndoel 50: Leren kijken en luisteren naar kunst

De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken en/of te luisteren naar beeldende kunst, muziek, theater-, dans- of filmvoorstellingen.

Kerndoel 51: Verslag doen van ervaringen

De leerling leert, met behulp van visuele of auditieve middelen, verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten (als toeschouwer en als deelnemer).

Kerndoel 52: Reflecteren op kunstzinnig werk

De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder kunstenaars.

Invulling leergebied Kunst & Cultuur

Scholen mogen zelf bepalen hoe ze het onderwijs inrichten en aanbieden. Dit kan zijn in een samenhangend leergebied of in afzonderlijke vakken. Maar ook als onderdeel van een project of een mengvorm van de genoemde opties.

Uren

Het aantal uren dat scholen aan de kunstvakken moeten besteden, is niet vastgelegd. Wel moet een school voldoende tijd inplannen om de algemene doelstelling en de kerndoelen te realiseren.

Meer informatie

Kunst & cultuur in het vmbo

Kunst algemeen en kunst beeldende vormgeving/dans/drama of muziek

Kunst algemeen behandelt de algemene theorie (cultuurgeschiedenis) van beeldende kunst en vormgeving, muziek, dans en theater. Aan de hand van zes invalshoeken bestudeert de leerling  zes onderwerpen. Deze invalshoeken en onderwerpen staan in het examenprogramma. Leerlingen kunnen ook examen doen in één discipline. Dit onderdeel bestaat uit twee vakonderdelen: praktijk en vaktheorie. De praktische en vaktheoretische delen worden afgesloten met een schoolexamen.

Kunstvakken oude stijl

Een aantal scholen biedt kunstvakken ‘oude stijl’ aan als examenvak: handvaardigheid, tekenen, textiele vormgeving (tehatex) en muziek. Deze vakken worden afgesloten met een schoolexamen en een centraal examen.

Lees verder

Examenprogramma’s kunstvakken havo Examenprogramma’s kunstvakken vwo
Leerlingen van de theoretische en gemengde leerweg kunnen examen doen in dans, drama, muziek of beeldende vakken. Het examen bestaat uit een centraal schriftelijk examen en een praktijkexamen. In de kader- en beroepsgerichte leerweg kunnen leerlingen wel een kunstvak volgen, maar zij kunnen hier geen examen in doen.

Eindtermen kunstvakken

Eindtermen kunstvakken Eindtermen beeldende vorming Eindtermen drama Eindtermen dans Eindtermen muziek

Handreiking schoolexamens

Beeldende vakken Dans Drama Muziek

Amateurkunstondersteuning

Maak je gebruik van een artistiek professional dan ontstaat er een dienstbetrekking en krijg je te maken met een arbeidsovereenkomst, loonbelasting en een aantal andere verplichtingen. Bij een opdrachtovereenkomst hoeven geen belasting en premies te worden afgedragen, maar er geldt een belangrijke uitzondering voor personen die optreden. Kijk op belastingdienst.nl voor de artiestenregeling  en voor de loonheffing artiesten.
Auteursrecht is het recht van een maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen. Een kunstwerk is het wettelijke eigendom van de maker en blijft dat tot 70 jaar na diens overlijden. Auteursrecht is wettelijk vastgelegd. Als je een werk (een kunstwerk, foto, toneeltekst, compositie, film, script, etcetera) wilt gebruiken waar auteursrecht op rust, heb je toestemming nodig van de maker. De maker heeft recht op betaling voor het gebruik van zijn prestatie. De maker kan een betaling vragen of een verbod tot openbaarmaking/uitvoering opleggen. Of de maker een professionele kunstenaar of een amateur is, is daarbij niet van belang. Verder kan een maker eisen dat bij openbaarmaking zijn/haar naam wordt vermeld. Ook kan hij/zij zich altijd verzetten tegen vervorming en verminking van het werk. Overdracht van auteursrechten In de praktijk maken veel makers gebruik van de mogelijkheid om hun auteursrechten geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een professionele beheerder, die namens de maker toestemming verleent om hun werk openbaar te maken of te verveelvoudigen. Vaak omdat die beheerder beschikt over een netwerk om het werk te promoten, zodat het vaker (en uiteraard tegen betaling) wordt gebruikt. Beheerder muziek Buma/Stemra Beheerder visuele producten Creative Commons Creative Commons is een platform dat auteurs, kunstenaars, wetenschappers, docenten en alle andere creatieve makers de vrijheid biedt om op een flexibele manier met hun auteursrechten om te gaan. Met een keuze uit 6 standaardlicenties bepaalt de maker in welke mate zijn of haar werk verder verspreid en bewerkt mag worden, en onder welke voorwaarden dit mag. Meer informatie Auteursrecht.nl
Een beleidsplan schetst de koers, de doelstellingen van de vereniging of stichting, en de manier waarop je die doelstellingen wilt bereiken. Wat kenmerkt je organisatie? Waarin is je vereniging bijzonder? Welke artistiek product wil je presenteren? Hoe wil je je als organisatie de komende jaren ontwikkelen? Wat heb je daarvoor nodig? Op dit soort vragen geeft het beleidsplan antwoord. Aanvullend op je beleidsplan stel je per jaar een werkplan op met de concrete activiteiten. Lees hier meer over het schrijven van een beleidsplan.
Zowel voor verenigingen als stichtingen zijn statuten vereist waarin onder meer de doelstellingen en de organisatievorm zijn vastgelegd. Ook moet een vereniging of stichting zich aan een aantal regels houden. Statuten opstellen De statuten vormen de wettelijke basis van het gezelschap: elk lid is hieraan gebonden en mag zich hier niet aan onttrekken of ervan afwijken. Een vereniging kan in principe zelf statuten opstellen. Statuten bij de notaris laten vastleggen kan ook. Een stichting moet de statuten laten vastleggen bij de notaris. De kosten voor de oprichtingsakte van een vereniging of stichting variëren van € 400 tot € 800. Download Voorbeeldstatuut Huishoudelijk reglement De praktische zaken en details kun je als bestuur vastleggen in een huishoudelijk reglement. Dit wordt door de algemene ledenvergadering vastgesteld zonder tussenkomst van een notaris. Het gaat dan om regels en afspraken over het lidmaatschap, de contributiebetaling, het gebruik van repetitieruimte, enzovoort. Inschrijven bij Kamer van Koophandel Je moet de vereniging of stichting inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hier moet ook een notarieel afschrift van de statuten ter inzage liggen en moeten de namen van de bestuursleden zijn ingeschreven. Dit doet de notaris. Formulieren voor inschrijving kun je bij de Kamer van Koophandel aanvragen. Privacywetgeving Voor alle organisaties die gegevens van personen bewaren, dus ook verenigingen en stichtingen, geldt per 25 mei 2018 de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het gaat daarbij om gegevens van personen in digitale bestanden of op papier. Deze gegevens moeten veilig bewaard worden zonder dat vreemden erbij kunnen. Daarnaast regelt de AVG welke gegevens bewaard mogen worden. Deze privacywetgeving is voor de hele EU van toepassing. Op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens kan je nalezen wat nodig is om jouw vereniging of organisatie AVG-bestendig te maken.
Sociaal culturele instellingen, amateurmuziek- en amateurtoneelverenigingen hoeven geen btw af te dragen over de inkomsten uit uitvoeringen, sponsorbijdragen en advertenties. (zie website van de belastingdienst) Val je buiten de genoemde categorieën, dan kun je vragen om vrijstelling van btw. Je komt hiervoor in aanmerking als je
  • geen winstoogmerk hebt;
  • de concurrentiepositie van ondernemers die wel winst beogen niet ernstig verstoort.
Verder moet de organisatie gericht zijn op
  • maatschappelijk werk
  • sociale zekerheid
  • bescherming van kinderen en jongeren
  • het leveren van culturele diensten
9% tarief Het is niet mogelijk om vrijstelling te krijgen voor diensten die belast zijn met 9% btw. Podiumoptreden valt onder 9% tarief btw. Voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s of culturele ANBI’s) en sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) gelden speciale belastingregels. Meer informatie hierover op de website van de Belastingdienst.
Artistieke begeleiders hebben in principe recht op een vergoeding, maar er zijn ook onbetaalde begeleiders. De hoogte van het honorarium is niet aan regels gebonden en varieert nogal. De cao kunsteducatie geeft kaders, daarnaast zijn er richtlijnen voor met name de discipline muziek. CAO kunsteducatie op Cultuurconnectie.nl Honorariumtabel op Nieuwgeneco.nl
Als je met een groep mensen culturele projecten wilt gaan doen, een koor, dansgroep, schilderclub wilt beginnen, wat zijn dan de mogelijkheden? Wanneer richt je een culturele vereniging op, wanneer een stichting? Een belangrijk verschil is dat een vereniging leden kent en een stichting niet. Of is een informele club beter? Vereniging Een vereniging bestaat uit leden. Een aantal van hen vormt (meestal bij toerbeurt) het bestuur. Doordat mensen lid zijn van de vereniging is er meer betrokkenheid en binding. Je kunt een niet-officiële vereniging oprichten zonder tussenkomst van een notaris. In dat geval zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk, bijvoorbeeld bij vorderingen. Je kunt een vereniging ook bij een notaris oprichten. De vereniging is dan rechtsbevoegd. Het bestuur kan verplichtingen aangaan zonder dat de bestuursleden aansprakelijk zijn. Verenigingen zijn verplicht statuten op te stellen. Je kunt alleen subsidie aanvragen bij overheden of fondsen als de vereniging een officiële rechtspersoon is. De subsidiegevers willen inzicht in de financiën van de vereniging. Een vereniging oprichten heeft vooral voordelen als er een vaste groep deelnemers is, zoals bij een orkest. koor, fanfare of dansgroep. De artistiek leider (dirigent, regisseur etc.) is geen lid van de vereniging. Stichting Bij een stichting is er geen sprake van leden. Er is wel een bestuur dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de doelstellingen. Het bestuur kan betaalde en/of onbetaalde medewerkers aantrekken om die doelstellingen te bereiken. Het bestuur zorgt voor een sluitend project, al dan niet met behulp van subsidie. Een stichting mag niet gericht zijn op het maken van winst. Een stichting kan bijvoorbeeld werken aan theaterproducties met wisselende acteurs. Vaak zijn er wel vaste artistiek begeleiders en/of is er technische ondersteuning. Omdat er geen vaste groep leden is, hoef je niet steeds voor iedereen een rol te vinden. Wel moet je voor elke muziek-, dans- of theaterproductie een nieuwe groep mensen werven. Meestal betalen zij voor deelname. Een stichting kan ook exposites van beeldende kunst of fotografie organiseren of onderdak bieden aan kunstbeoefenaars die individueel of in groepsverband willen werken. Club of informele organisatie Bij een club of een ander type informele organisatie zijn er geen leden. Mensen kunnen vrijblijvend meedoen. Meestal maak je afspraken over bijvoorbeeld het delen van kosten en taakverdeling. Meedoen is heel laagdrempelig en er is geen administratieve rompslomp. De huur gaat bijvoorbeeld op naam van een deelnemer die daarmee ook aansprakelijk is. Handige links Verschil vereniging of stichting Vereniging of stichting oprichten bij de notaris  Inschrijven bij de Kamer van Koophandel  De vereniging bij de Kamer van Koophandel Culturele stichting oprichten Zelf een stichting oprichten?
Met ingang van 1 juli 2021 treedt de Wet Bestuur Toezicht Rechtspersonen (WBTR) in werking. De wet is bedoeld om de kwaliteit van besturen te verbeteren en misstanden (wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, e.d.) te voorkomen. De wet is er gekomen om een beter bestuur te krijgen van grote verenigingen en stichtingen die met publiek geld werken (woningbouwverenigingen, ziekenhuizen, scholen etc). Maar een aantal bepalingen uit de nieuwe wet is ook relevant voor (kleinere) verenigingen en stichtingen in onder meer de cultuursector. Lees het artikel over WBTR

MBO

Doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media via gerichte instructie in de vrije tijd. Bijvoorbeeld bij centra voor de kunsten, culturele instellingen, amateurkunstverenigingen, particuliere docenten. Er is sprake van buitenschoolse cultuureducatie als (amateur)kunstbeoefenaars in hun vrije tijd les nemen, of een cursus of workshop volgen bij een docent om hun bekwaamheid te vergroten. Deelname aan activiteiten van culturele instellingen om de ervaring van het publiek te verdiepen, zoals inleidingen bij theatervoorstellingen en rondleidingen bij tentoonstellingen, valt ook onder buitenschoolse cultuureducatie. Deelnemers leren over cultuur door er actief mee bezig te zijn en zelf producten te maken. Ze leren van het kijken en luisteren naar cultuuruitingen, van cultuurbezoek en van lezen over cultuur. En door te reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Via buitenschoolse cultuureducatie ontwikkelen deelnemers culturele competenties en talenten. Mensen doen kennis op over cultuur als fenomeen en als expressiemiddel. Ze ontwikkelen culturele vaardigheden en een open houding ten aanzien van cultuur.

Doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools.

Cultuureducatie is in bovenstaande definitie een overkoepelende term voor zowel binnen- als buitenschoolse educatie. De term wordt ook wel gebruikt om enkel de binnenschoolse cultuureducatie te duiden. Hiervoor wordt steeds vaker de term cultuuronderwijs gebruikt. Leerlingen of deelnemers leren over cultuur door er actief mee bezig te zijn en zelf iets te maken. Ze leren van het kijken en luisteren naar cultuuruitingen, van cultuurbezoek en van lezen over cultuur. En door te reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Via cultuureducatie ontwikkelen leerlingen en deelnemers culturele competenties en talenten. Mensen doen kennis op over cultuur als fenomeen en als expressiemiddel. Ze ontwikkelen culturele vaardigheden en een open houding ten aanzien van cultuur.

Het algemeen vormend onderwijs in kunst, erfgoed en media.

Doelen van cultuuronderwijs zijn formeel vastgelegd in kerndoelen en eindtermen:
  • kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld in het basisonderwijs;
  • kerndoelen Kunst en cultuur voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs;
  • eindtermen voor de kunstvakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (ckv, kunst algemeen, muziek, beeldende kunst en vormgeving, theater, dans).
  • leerlingen verwerven kennis en krijgen waardering voor cultuur. Ze leren creatief om te gaan met beeld, geluid, tekst en beweging. Cultuuronderwijs stimuleert hen om te reflecteren op cultuur, in heden en verleden, en op hun eigen plek in de wereld. Ze ontwikkelen hun waarneming, verbeeldingskracht en uitdrukkingsvermogen en een onderzoekende houding.
In een bredere opvatting van cultuuronderwijs – met als doel cultureel bewustzijn zoals bij Cultuur in de Spiegel – heeft cultuur binnen alle leergebieden en vakken een plek. Cultuur is hier een proces van omgaan met en interpreteren van de ons omringende wereld.

Doelbewust leren over en met materieel en immaterieel erfgoed via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools. Daarbij doen leerlingen aan de hand van sporen uit het verleden kennis en vaardigheden op en ontwikkelen zij inlevingsvermogen en persoonlijk, cultureel en historisch bewustzijn.

Erfgoed en erfgoededucatie

Erfgoededucatie betreft het leren over en door middel van erfgoed in de eigen omgeving waarbij het heden gekoppeld wordt aan het verleden of de herinnering. Het leren loopt uiteen van vermeerderen van kennis en vaardigheden, ervaren (zintuiglijk, affectief en cognitief), verbanden zien en betekenis geven, tot bewustzijn ontwikkelen van wat gemaakt is. Over het algemeen wordt binnen erfgoededucatie een vierdeling gemaakt: musea, archeologie, monumenten en archieven.

Erfgoededucatie in het onderwijs

De term erfgoedonderwijs wordt wel gebruikt om specifiek de erfgoededucatie binnen het formeel funderend onderwijs aan te duiden. Erfgoededucatie is geen apart schoolvak, en staat altijd in relatie tot andere leergebieden. In het primair onderwijs sluit erfgoededucatie aan bij kerndoel 56 in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie, ‘De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed,’ en bij het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. In het voortgezet onderwijs wordt erfgoededucatie vaak gekoppeld aan de vakken geschiedenis en aardrijkskunde en aan een terrein als burgerschapsvorming. Het doel van erfgoededucatie hoeft niet altijd kennis van erfgoed te zijn. Erfgoeddidactiek blijkt ook een goed middel om nieuwe vormen van onderwijs vorm te geven, zoals samenwerkend en onderzoekend leren. Erfgoededucatieprofessionals accentueren het verschil tussen erfgoededucatie en geschiedenis. Waar erfgoededucatie het verleden dichtbij de leerlingen brengt, leert geschiedenisonderwijs om objectief en met enige afstand naar het verleden te kijken.

Erfgoededucatie buiten het onderwijs

De educatieactiviteiten van erfgoedinstellingen zijn zowel op het onderwijs gericht als op een breder publiek. Vooral musea hebben een educatieve publiekstaak en verzorgen educatieve presentaties in de musea zelf, op internet en/of via andere media.

Bekijk ook

Filmpjes die onderdeel zijn van de cursus Wijzer met Erfgoededucatie van Erfgoed Brabant.

Doelbewust leren over en met kunst via gerichte instructie, zowel binnen- als buitenschools. Kunsteducatie kent drie aspecten die al dan niet gezamenlijk voorkomen: productie (kunst maken), receptie (kunst beschouwen) en reflectie (nadenken over kunst).

Kunsteducatie omvat educatie over beeldende kunst en vormgeving, muziek, theater, dans, film, literatuur, poëzie en architectuur. Het gaat daarbij niet alleen om meer traditionele kunstvormen, maar ook om actuele (mediakunst, urban arts, …) en toegepaste vormen (design, mode, …) en om cross-overs tussen disciplines. Kunsteducatie heeft drie aspecten: productie, receptie en reflectie. Productie betreft het zelf produceren of uitvoeren van kunst. Hier leert de leerling artistieke technieken en expressievormen beheersen en een creatief proces doorlopen. Receptie betreft leren door kunstobjecten en producties te ervaren. Bij reflectie gaat het om het nadenken en spreken over de betekenis van kunst. Hierbij leert de leerling een esthetisch oordeel vormen en leert hij over de sociale en historische context van kunst. In al deze aspecten doet de leerling kennis en inzicht op over kunst.

Onderwijs tot uitvoerend, scheppend en toegepast werkend kunstenaar en tot kunstvakdocent aan erkende hbo-kunstopleidingen.

De term kunstvakonderwijs wordt over het algemeen gebruikt voor de erkende hbo-kunstopleidingen. Het gehele beroepsonderwijs in de kunsten is veel breder. Er bestaan ook mbo-kunstopleidingen en particuliere opleidingen tot uitvoerend, scheppend en toegepast werkend kunstenaar.

Doelbewust leren over en met media, zowel binnen- als buitenschools. Media-educatie leert mensen kundig en kritisch omgaan met (massa)media.

Media-educatie is een breed terrein en verwijst zowel naar media als expressiemiddel als naar media als maatschappelijk verschijnsel of als techniek. Onder media-educatie wordt dan ook zowel het zelf maken van een film of game verstaan als het leren over bijvoorbeeld privacy op het internet. Media-educatie sluit aan bij de kerndoelen en eindtermen van diverse leergebieden in het formeel funderend onderwijs, onder meer bij Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld in het primair onderwijs en bij de vakken ckv en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. Media-educatie wordt wel onder cultuureducatie ingedeeld maar door de breedte van deze term is dit maar ten dele logisch. Met name daar waar media-educatie kijkt naar media als expressiemiddel en naar beeldvorming en betekenisgeving in en door media, is media-educatie onderdeel van cultuureducatie. Mediakunst wordt bestudeerd en beoefend als onderdeel van kunsteducatie waardoor kunsteducatie en media-educatie elkaar deels overlappen.

Heb je een vraag of mist er in deze faq nog een definitie? We horen het graag via vraag@lkca.nl.

Mbo-opleidingen kunnen – onder begeleiding van het servicepunt voor Invoering Herziening Kwalificatie Structuur (IHKS) – zelf vrije keuzedelen ontwikkelen. Deze vrije keuzedelen worden opgenomen in een register van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Be-drijfsleven (SBB). Er liggen dus kansen voor mbo-opleidingen om samen met culturele instellingen een cultureel keuzedeel te ontwikkelen. Sommige mbo-opleidingen hebben dit ook al gedaan. Zelf een creatief keuzedeel ontwikkelen? Lees deze tips! Bekijk twee voorbeelden uit de praktijk
In 2017 had 87% van alle mbo-studenten een MBO Cultuurkaart voor korting op museumbezoek, concerten en andere culturele activiteiten. In totaal zijn dat 421.875 studenten, ten opzichte van 417.867 in 2016. 20% van alle mbo-docenten had in 2017 een docentpas. Dat zijn in totaal 5.495 docenten, ten opzichte van 4.181 in 2016. Maar liefst 97% van alle mbo-scholen deed in 2017 mee met de MBO Cultuurkaart. In totaal zijn dat 66 scholen, ten opzichte van 60 in 2016.
Burgerschap is een competentie die te maken heeft met de ontwikkeling van sociale vaardigheden, kritische denkvaardigheden, het opbouwen van normen en waarden en het verwerven van inzicht in maatschappelijke thema’s als duurzaamheid en multiculturaliteit. Sinds 1996 is vastgelegd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs dat het mbo zijn studenten niet alleen voorbereidt op het uitoefenen van een toekomstig beroep, maar ook op deelname aan de maatschappij. Dit gebeurt door het geven van burgerschapsonderwijs. In het mbo krijgt het vak burgerschap of burgerschapsvorming vaak een aparte plek binnen het onderwijs. Voor culturele instellingen en kunstenaars liggen er tal van kansen om een bijdrage te leveren aan de inhoudelijke vormgeving van het burgerschapsonderwijs. Vanaf 2026 moeten mbo-studenten ook examen doen in burgerschapsonderwijs, bijvoorbeeld in de vorm van een portfolio.
De MBO Cultuurkaart is een cultuurkaart en kortingspas voor studenten en docenten in het mbo. Het doel van de MBO Cultuurkaart is dat studenten meer culturele activiteiten ondernemen en dat culturele instellingen meer aanbod voor deze groep jongeren creëren. Op 1 januari 2016 werd de MBO Cultuurkaart officieel gelanceerd in het mbo. De MBO Cultuurkaart is een initiatief van CJP in samenwerking met Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB), ondersteund door het Ministerie van OCW. JOB is de belangenorganisatie voor en door mbo-studenten en geeft advies en ondersteuning aan studenten. Mbo-scholen kunnen deze gratis kortingspas aanvragen voor al hun studenten. De studenten krijgen bij meer dan 1000 locaties (o.a. bioscopen, theaters, festivals, musea en winkels) CJP-korting. Na aanmelding gaan docenten met hun studenten op pad naar musea, films of andere culturele activiteiten die met een flinke korting bezocht kunnen worden. De culturele activiteiten variëren van rondleidingen, exposities en voorstellingen (receptief aanbod) tot workshops en masterclasses (actief aanbod). Docenten kunnen daarnaast in hun vrije tijd met CJP-korting culturele events bezoeken om inspiratie op te doen.
Het middelbaar beroepsonderwijs werkt met kwalificatiedossiers. Hierin staan de eisen waaraan een student moet voldoen om het diploma te behalen. Alle kwalificatiedossiers samen vormen de kwalificatiestructuur die bestaat uit beroepsgerichte vakken en keuzedelen. De beroepsgerichte vakken zijn verplichte onderdelen van de opleiding, de keuzedelen kiezen de studenten zelf op basis van hun interesse en gekozen richting. Een keuzedeel maakt volwaardig deel uit van het curriculum van een bepaalde opleiding. Scholen mogen de keuzedelen zelf invullen. Hier liggen kansen voor mbo-opleidingen om samen met lokale culturele instellingen een keuzedeel te ontwikkelen waar kunst en cultuur als basis dient of onderdeel van is. De keuzedelen die scholen ontwikkelen komen in een register, zodat andere scholen er ook gebruik van kunnen maken. Ga naar het register van keuzedelen

Overheid

Tool voor cultuurbeleid

Ja! Dat kan met de handige online tool Bouwen aan beleid voor cultuur in onderwijs en vrije tijd.

Community arts

De term ‘community arts’ staat voor kunstzinnige projecten in de wijk of gemeenschap, waarin burgers actief participeren, met als doel meestal de leefbaarheid of sociale cohesie. De projecten kunnen ontstaan op initiatief van de betrokken kunstenaar(s), van de burgers en/of van externe opdrachtgevers zoals gemeenten. Vorm en inhoud kunnen sterk uiteenlopen. Vlaanderen gebruikt meestal de term sociaal-artistieke projecten. Tegenwoordig wordt vaak ‘participatieve kunstpraktijken’ gebruikt. Community arts ontstond in de jaren ’60 in Engeland en is in de jaren ’70 in Nederland geïntroduceerd door een aantal geëngageerde kunstenaars. Met de oprichting van CAL-XL in 2010 kreeg de netwerkvorming en uitwisseling van ervaring tussen Nederlandse organisaties en projecten een flinke stimulans.

Meer lezen

Website Demos (Vlaanderen) Kunst in transitie. Manifest voor participatieve kunstpraktijken (Sandra Trienekens & Wouter Hillaert, 2015)
Community arts kan een bijdrage leveren aan sociale integratie op buurtniveau, aan de leefbaarheid in de wijk of buurt, maar bijvoorbeeld ook aan de bestrijding van eenzaamheid onder ouderen. Sommige gemeenten hebben een subsidieregeling met als doel sociale verrijking, waarbij kunst ingezet kan worden als middel.
Een voorbeeld is de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost, die wordt gezien als een multiprobleemwijk. Via tweejaarlijkse grote participatieve kunstproducties, onder de naam HEIM, werkt Moving Arts Project (MAP) in de wijk aan samenlevingsopbouw. De HEIM-locatietheaterproducties refereren aan literatuur- of theaterklassiekers en worden midden in de wijk uitgevoerd, waarbij de brede gemeenschap bij alle lagen van de productie betrokken is. Beroepsacteurs vormen samen met bewoners, die vaak voor het eerst op het podium staan, een bijzondere mix op het toneel. Er wordt langdurig in de openbare ruimte gewerkt en de gemeenschap is betrokken via workshops en buurtevenementen. Het gaat niet alleen over de aantrekkelijkheid van de evenementen en het plezier van de deelnemers. HEIM gaat over het bespreekbaar maken van maatschappelijke thema’s met bewoners in een kunstproject. Zo zijn er nog onnoembaar veel andere mooie projecten. Dat bij deze projecten de kwaliteit en betekenis worden ontleend én teruggegeven aan de lokale gemeenschap waarin ze worden gemaakt, maakt het lastig om ‘algemeen geldende’ inspirerende voorbeelden te geven.

Meer voorbeelden

Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016) Projecten KunstLoc Brabant
Community arts projecten worden regelmatig gefinancierd door private fondsen zoals Stichting DOEN of het Oranjefonds. Of door landelijke programma’s waarin verschillende fondsen de krachten bundelen. Gemeenten cofinancieren regelmatig in publiek/private samenwerkingen en vinden dikwijls geld uit de WMO-budgetten, als het cultuurbudget niet voldoende blijkt te zijn.

Voorbeelden

KunstLoc Brabant Buurtcultuurfonds Zwolle
De cultuurcoach legt de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse activiteiten en kan kinderen in de eigen wijk laten kennismaken met verschillende cultuurprojecten en kunstdisciplines. Verschillende steden hebben buurtcultuurfondsen (soms in samenwerking met een woningcorporatie), om de sociale cohesie te vergroten. Vanuit de wijken (een bewoner, een straat, een wijk of anders) wordt dan een verzoek gedaan om in de eigen wijk een project te realiseren. Docenten en/of externe kunstenaars kunnen worden ingezet om hun expertise te leveren bij deze projecten.

Voorbeeld

Cultuurfonds Noord-Brabant
Veelvoorkomende laagdrempelige ontmoetingsplekken zijn de bibliotheek, het kulturhus en buurtcultuurhuizen. Bibliotheken lenen zich bij uitstek als culturele ontmoetingsplek, als podium voor lokale maatschappelijke en culturele organisaties. Ook kan de bibliotheek mensen uitnodigen en stimuleren om zich te mengen in het lokale debat over lokale besluitvorming en gemeenschapskwesties. Een kulturhus of cultuurhuis is een combinatie van verschillende voorzieningen in één of meerdere gebouwen, waarin samenwerking de sleutel is. Vaak worden zowel niet-commerciële als commerciële voorzieningen onder één dak geplaatst, zoals een peuterspeelzaal, kinderopvang, fysiotherapeut, bibliotheek en ontmoetingsplekken. De bibliotheek is hierbij in veel gevallen de vertegenwoordiger van de brede dienstverlening op het terrein van cultuur en educatie. Het kulturhusconcept is in Scandinavië ontstaan en is in uiteenlopende vormen en omvang ingevoerd in Nederland. Bijvoorbeeld in de provincie Utrecht: De kracht van cultuurhuizen (Provincie Utrecht, 2018)

Interactief cultuurbeleid

  • Door interactieve beleidsvorming geef je inwoners meer directe invloed. Een mogelijk effect daarvan is het creëren van draagvlak en betrokkenheid.
  • De kennis, informatie, deskundigheid en ervaring van burgers zet je in en kan leiden tot een vergroting van het probleemoplossend vermogen.
Lees meer: ‘Is interactief beleid nu een instrument of is het democratisch?’, Laurens de Graaf, in Bestuurswetenschappen, 2009
De betrokkenheid kan variëren:
  • standpunten en inzichten ophalen bij verschillende doelgroepen uit de samenleving
  • co-creatie
  • inspraakavonden
  • volledige beslissingsbevoegdheid, waarbij de gemeenteraad gebonden is aan de uitkomsten van het interactieve beleidsproces.
Meer info in het onderzoek Lokaal cultuurbeleid: een zaak van de overheid, de cultuursector en burgers van J. Tabak en K. Vuyk

Jeugdwet en cultuur

De Jeugdwet ondersteunt kinderen en ouders bij het opgroeien en opvoeden. Sinds 1 januari 2015 valt iedereen tot 18 jaar die tijdelijk of langer hulp nodig heeft, onder deze wet. Ook jeugdigen met psychische problemen, stoornissen of een lichte verstandelijke beperking.
Gemeenten vullen de gehele jeugdzorg lokaal in en hebben daarvoor partners nodig met goede initiatieven. Dat biedt kansen, ook voor de cultuursector. Interessante vragen voor gemeenten zijn  ‘hoe houd je jeugdigen vitaal en betrokken om zorgvragen te voorkomen of uit te stellen?’. Of ‘hoe versterk je de eigen kracht van de jeugdige, zijn gezin en de sociale omgeving?’ . De culturele sector kan bijdragen aan dergelijke vragen. Actieve deelname aan culturele en kunstzinnige activiteiten heeft een positief effect op mensen, waardoor ook culturele instellingen als partner kunnen optreden om de Jeugdwet uit te voeren. Actieve cultuurparticipatie werkt preventief: hoe beter de jongere zich voelt en ruimte krijgt en hoe meer hij/zij over een informeel (zorg)netwerk beschikt, hoe minder de vraag naar zorg zal zijn. De handreiking vanuit de kunst kan ook concreet zijn: dans is bijvoorbeeld beweging en daarmee een manier om jonge mensen te mobiliseren en overgewicht te voorkomen. Actieve cultuurparticipatie draagt bij aan een positief zelfbeeld, activeert deelnemers en kan een preventieve werking hebben vanwege de empowerment, beweging en de contacten die het oplevert. Dit sluit aan bij de belangrijkste aandachtspunten van de Jeugdwet: voorzieningen en hulpverleners moeten zich gaan richten op de versterking van de eigen kracht van jeugdigen en hun opvoeders.

Lees meer

Stut Theater in Utrecht en Stichting Formaat in Rotterdam maken theatervoorstellingen voor scholen en doen workshops met jongeren. Daarbij staan het eigen verhaal en de persoonlijke ervaringen van de jongeren centraal, en ‘repeteren’ de jongeren voor de werkelijkheid. Website Stut Theater Website Formaat Een andere manier om kinderen in de jeugdzorg en jonge vluchtelingen te inspireren biedt Kunstkameraden van stichting de Cultuurkantine in Breda. De Cultuurkantine maakt koppels van kunstenaars en kinderen. Door kunst te maken krijgen kinderen de ruimte om hun verhaal te vertellen en te laten zien wie ze zijn. (Uit: Inspiratiegids voor lokaal beleid. Preventie, zelfregie en participatie met kunst en cultuur in het sociaal domein, van LKCA) In 2017 startte RICK het project KunstWerk in Weert: een kleinschalig, maar uitdagend initiatief om WAJONGeren werkfit te maken. Door middel van kunst ontdekken WAJONGeren hun talenten en werven ze sociale skills die nodig zijn voor het zichzelf beter presenteren en handhaven in de arbeidsmarkt. RICK richt zich met name op het stimuleren van vaardigheden, zoals zelfverzekerder worden, het concentratievermogen vergroten, leren presenteren, feedback ontvangen en geven, en het beter formuleren van meningen. Meer voorbeelden vind je in het onderzoek Buitengewoon, over de betekenis van kunst en cultuur voor veerkracht van jongeren.

Kerntaken van de overheid

In de Wet op het specifiek cultuurbeleid staat dat de minister of staatssecretaris voor Cultuur elke vier jaar het cultuurbeleid vastlegt in een nota, als basis voor de subsidieverstrekking. Het rijk ondersteunt een hoogwaardig over het land gespreid aanbod van culturele instellingen van (inter)nationale betekenis.

Het ministerie van OCW verstrekt vierjarige subsidies aan instellingen die behoren tot de Landelijke Culturele Basisinfrastructuur (BIS). Doelstellingen voor cultuureducatie en -participatie behoren tot de criteria voor subsidie. In de BIS zitten culturele instellingen met een specifieke functie in het landelijke bestel, of instellingen die een kernfunctie vervullen in de regionale en stedelijke infrastructuur. Ook de cultuurfondsen vallen onder de BIS. De Raad voor Cultuur adviseert het ministerie van OCW over het cultuurbeleid.

In de regeling op het specifiek cultuurbeleid is opgenomen dat één instelling in de BIS zich met zijn kernactiviteit richt op amateurkunst en cultuureducatie. Het LKCA is de BIS-instelling die amateurkunst en cultuureducatie ondersteunt met kennis en netwerken. Het Fonds voor Cultuurparticipatie is de instelling die subsidies verstrekt voor cultuurparticipatie en cultuureducatie.

Wet op het specifiek cultuurbeleid Regeling op het specifiek cultuurbeleid Over het Fonds voor Cultuurparticipatie

De Tweede Kamer maakt samen met de regering nieuwe wetten en heeft een controlerende taak richting de regering. Ook speelt de Kamer een belangrijke rol bij de vorming van beleid. Via moties kunnen zij een oordeel geven over het gevoerde beleid, de regering vragen iets (niet) te doen of een uitspraak doen over ontwikkelingen of specifieke zaken. Een aantal voorbeelden van moties: Er is een vaste commissie voor cultuur, onderwijs en wetenschap, met woordvoerders van de verschillende politieke partijen. De woordvoerders cultuur bespreken het cultuurbeleid, woordvoerders onderwijs het onderwijsbeleid.
De drie overheidslagen in Nederland voeren allen cultuurbeleid. Om de samenhang te bevorderen overleggen de overheden geregeld met elkaar. De huidige taakverdeling is gebaseerd op (niet-wettelijke) afspraken tussen het ministerie van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het rijk zorgt bij cultuureducatie voor:
  • de bekostiging en het wettelijk kader van het onderwijs;
  • de educatieve opdracht aan culturele instellingen met rijksfinanciering;
  • de landelijke ondersteuning (innovatie, kennis en netwerken) en cultuurfondsen.
Het rijk bekostigt voor cultuurparticipatie algemene (kennis)ondersteuning, landelijke experimenten en stimuleringsprogramma’s. De provincies spelen een rol in de tweedelijns ondersteuning. Ze bevorderen kwaliteit door deskundigheidsbevordering en zorgen voor regionale spreiding, distributie, bemiddeling en innovatieve projecten. De gemeente voert de regie in de feitelijke kennismaking met cultuur, in nauw samenspel met scholen en cultuuraanbieders. Gemeenten faciliteren:
  • een breed en samenhangend cultureel aanbod voor scholen;
  • bemiddeling van het aanbod;
  • aansluiting binnenschools- en buitenschools;
  • afspraken met scholen (bijvoorbeeld in het kader van de ‘Lokale Educatieve Agenda’).
Daarnaast kunnen gemeenten activiteiten op het gebied van cultuureducatie in de vrije tijd bekostigen. Naast deze algemene afspraken die uitgewerkt worden in convenanten per landsdeel maken rijk, provincies en gemeenten soms afspraken op een specifiek onderwerp, zoals het bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs. Samen met de cultuursector, IPO (het overleg van de provincies), de G9 (de 9 grootste gemeenten) en de VNG (de Vereniging Nederlandse Gemeenten) ontwikkelt OCW momenteel het cultuurbeleid na 2020. Een grote verandering zijn de stedelijke en regionale profielen voor het cultuurbeleid. In de cultuurbrief ‘Cultuur in open samenleving’ nodigde de minister stedelijke regio’s uit om hun visie op kunst en cultuur te beschrijven in een profiel. Hier wordt rekening mee gehouden bij samenstelling van de BIS. De minister wil recht doen aan, en rekening kunnen houden met regionale verschillen. Algemeen kader interbestuurlijke verhoudingen cultuur (OCW, IPO, VNG, 2012) Brief Cultuur in een open samenleving (Minister Van Engelshoven, 2018) Lees meer over cultuurbeleid vanaf 2021 Lees meer over stedelijke en regionale profielen

Gemeenten en provincies spelen een belangrijke rol in de publieke financiering van cultuur. Er geldt voor hen geen wettelijke verplichting voor cultuureducatie en cultuurparticipatie, zoals de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Zij maken eigen keuzes en afwegingen, waardoor de culturele infrastructuur per gemeente en provincie verschilt.

Door de vierjarige landelijke beleidscyclus, convenanten, beleidsprogramma’s en impulsen zijn decentrale overheden wel geneigd om hun beleid op het rijksbeleid af te stemmen; financiële matching maakt het mogelijk om gedeelde doelen te realiseren. Een voorbeeld is het landelijke beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit. Hier geldt dat beleidsdoelen over kwaliteitsverbetering gedeeld worden door de overheden. De invulling van de aanpak verschilt per deelnemende gemeente en provincie, al naar gelang wat er lokaal of regionaal nodig is.

Afspraken maken met culturele instellingen kan op diverse manieren. Van belang is wat past bij beleidsdoelen. De overheid kan culturele instellingen financieren met meerjarige subsidies of door te investeren in functies of projecten met een opdracht en bijbehorend resultaat. Bij basisvoorzieningen is het gebruikelijk specifieke afspraken te maken over activiteiten. Met een prestatieafspraak wordt een maximaal bedrag voor een bepaalde periode toegekend. Prestatieafspraken zijn vaak meetbaar (SMART) geformuleerd, bijvoorbeeld:
  • Aantal jaarlijkse uitleningen van boeken (voor bibliotheek);
  • Bereik aan nieuwe deelnemers (project actieve cultuurparticipatie);
  • Aantal bereikte leerlingen (cultuureducatie project).
De vraag is of prestatieafspraken voldoende inzichtelijk maken, voor overheid en inwoners, welke waarde culturele instellingen toevoegen aan de maatschappij. Zowel culturele instellingen als een toenemend aantal gemeenten, hebben behoefte aan meer aandacht voor de maatschappelijke waarde van cultuur, met meer ruimte voor het kwaliteitsoordeel van stakeholders en samenwerkingspartners. Lees meer over het maken van prestatieafspraken: Niet tellen maar wegen – over de zin en onzin van prestatieafspraken in de culturele sector (te bestellen bij Boekman).

Ouderen en cultuur

Door te investeren in cultuurparticipatie kunnen gemeenten bijdragen aan het welzijn en de gezondheid van ouderen. Hierdoor kan de zorgvraag afnemen. Cultuurparticipatie vermindert eenzaamheid en de kans op sociaal isolement of gezondheidsproblemen bij ouderen. Er zijn geen wettelijke kaders die gemeenten verplichten om de cultuurdeelname van ouderen te bevorderen. Er liggen wel veel kansen als het gaat om integrale beleidsvorming.
Drempels voor ouderen om mee te doen aan cultuur zijn vaak van financiële of geografische aard. Bekendheid met het aanbod speelt ook een rol. De gemeente kan hier een faciliterende rol in spelen. Meer weten? Lees dan de publicatie Nooit te oud voor cultuur. Handreiking lokaal beleid ouderen en cultuur (LKCA, 2016).
Cultuurparticipatie kan een middel zijn om de doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) te realiseren. De Wmo vraagt van gemeenten om de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van hun burgers te stimuleren. Cultuurparticipatie hoort daarbij; als bezoeker, vrijwilliger of door actieve kunstbeoefening. Samen met relevante partners kunnen gemeenten ouderen met een fysieke, mentale, sociale of financiële beperking daarbij over een drempel helpen. Dat vermindert eenzaamheid en de kans op sociaal isolement of gezondheidsproblemen, wat weer aanknopingspunten biedt bij de Wpg.

Meer weten

Cultuur en ouderen op LKCA.nl Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016)
Een Age Friendly City is letterlijk een leeftijdsvriendelijke stad. Vergrijzing is één van de grote maatschappelijke uitdagingen voor gemeenten. Cultuurparticipatie heeft een belangrijk positief effect op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen. De steden Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Leeuwarden, Maastricht en het Fonds voor Cultuurparticipatie tekenden daarom in 2015 het convenant Lang Leve Kunst. Op weg naar Age Friendly Cities. Hiermee zetten ze zich in voor lokale verduurzaming van cultuurparticipatie door ouderen binnen zowel het cultuur- als Wmo-beleid. Met Cultuur+Ondernemen ontwikkelden ze strategieën voor een duurzame financiering om het draagvlak voor dit thema te vergroten. Niet alleen grote steden staan voor een opgave als het gaat om vergrijzing. Op het platteland speelt dit net zo goed.

Meer informatie en inspiratie

Website Age-friendly community Nederland Age Friendly Cultural Cities (Fonds voor Cultuurparticipatie) Infographic opbrengsten 5 jaar Age Friendly Cultural Cities (Fonds voor Cultuurparticipatie)

Participatiewet en cultuur

Op 1 januari 2015 trad de Participatiewet in werking. Deze wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking. Gemeenten krijgen jaarlijks een vast budget om uitkeringen te betalen en zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de wet. De Participatiewet is voor de cultuursector interessant, omdat steeds meer gemeenten de relatie tussen kunst en activering onderkennen. Actieve deelname aan culturele en kunstzinnige activiteiten kan mensen activeren.

Meer informatie

Ondernemen met de Participatiewet Meer over de Participatiewet (Rijksoverheid.nl)
Gemeenten verkennen nieuwe werkwijzen om specifieke groepen te bedienen. In geval van de Participatiewet moeten onderwijs, zorg en arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten. Gemeenten zoeken samenwerking met relevante partners in de regio. Ook onderkennen steeds meer gemeenten de relatie tussen kunst en activering. Aangezien gemeenten voorkeur hebben voor een integrale aanpak, kunnen initiatieven van kunstprofessionals op zichzelf interessant zijn of fungeren als aanvulling. Kunst en cultuur vallen deels binnen het wettelijke kader en verantwoordelijkheden van gemeenten. Gemeenten kunnen kunst en cultuur ook inzetten bij de uitvoering van gemeentelijke beleidsprogramma’s. Gemeenteraden kunnen hierop aansturen in beleidskaders. Colleges kunnen kunst en cultuur meenemen in vastgesteld beleid.

Meer informatie

Ondernemen met de Participatiewet (LKCA.nl, 14 december 2017) Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016)
Voor mensen die worden gerekend tot de ‘kwetsbare groepen’ in de samenleving, is het vaak eerst nodig om hun eigen kracht en kwaliteiten te versterken, voordat zij actief aan de samenleving deelnemen. Door projecten op te starten waarin actieve cultuurparticipatie een rol speelt, verbetert de algemene mentale veerkracht. Dit helpt mensen bij het ontwikkelen van competenties die ook op de arbeidsmarkt van pas komen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan Theatertrainingen, bij uitstek geschikt om mensen te helpen hun presentatietechnieken te verbeteren (een vorm van sollicitatietraining). Bij theater wordt gewerkt aan zelfvertrouwen en samenwerking. En bij beeldende vorming ligt de nadruk op zelfstandig werken, plannen en zelfreflectie.

Meer voorbeelden

Ondernemen met de Participatiewet (LKCA.nl, 14 december 2017) Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016)
In Zwolle werkt Social Enterprise Binthout samen met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In plaats van gekapte stadsbomen te versnipperen geeft Binthout ze een nieuw leven in design. De gemeente slaat een dubbele slag: Binthout geeft uiting aan het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid en het creëert werkgelegenheid. Een ander designvoorbeeld is Design X Ambacht. Het is een initiatief van Siza, een zorgorganisatie die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleidt (actief in verschillende gemeenten). Toonaangevende designers ontwikkelen samen met mensen in de werkplaatsen van Siza designproducten. In een leerwerkomgeving ontwikkelt men vaardigheden e technieken, een nieuw perspectief voor de eigen mogelijkheden en goede producten.

Meer voorbeelden

Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016)
Als cultuur wordt ingezet om bij te dragen aan maatschappelijke doelstellingen, kun je als gemeente denken aan bijvoorbeeld WMO-gelden. In de gemeente Brummen bepaalde de gemeenteraad bijvoorbeeld dat 5% van het WMO-budget beschikbaar is voor innovatie en vernieuwing. Kunst- en cultuurprojecten kunnen hierop ook een beroep doen.

Meer voorbeelden

Inspiratiegids voor Lokaal Beleid (LKCA, 2016)

Cultuurparticipatie

Cultuurcoach

De cultuurcoach stimuleert deelname aan cultuur en verbindt cultuur met andere sectoren in de gemeente. De cultuurcoach kan in dienst zijn bij de gemeente, maar bijvoorbeeld ook bij een culturele instelling. Het rijk en de gemeente financieren de cultuurcoach. Naast het primair onderwijs, kunnen cultuurcoaches vanaf 2019 ook aan de slag in andere sectoren zoals zorg, welzijn of het mbo.

Lees meer

Hoe zet je een cultuurcoach in als gemeente?
Vacatures voor cultuurcoaches kun je vinden op culturele-vacatures.nl. Iedere gemeente vult de functie anders in, dus je kunt daarnaast het beste contact opnemen met een beleidsmedewerker cultuur van je gemeente (of de gemeente waar je zou willen werken) om te vragen hoe de functie lokaal wordt ingezet, wie opdracht- of werkgever is en of er vacatures zijn. Op deze pagina vind je meer informatie over de achtergrond en inbedding van de regeling: Hoe zet je een cultuurcoach in als gemeente?

Samenwerking sport en cultuur

  • De lokale praktijk vraagt erom: de situatie bij sport- en cultuurverenigingen qua ledenaantallen, vrijwilligersbeleid, accommodatiegebruik e.d, komt grotendeels overeen;
  • Sport en cultuur dragen beide bij aan identiteit, gezondheid, talentontdekking en –ontwikkeling en zingeving;
  • Sport en cultuur dragen beide bij aan maatschappelijke vraagstukken: participatieverhoging, de vitaliteit van krimpgebieden en de leefbaarheid in stadswijken.

Lees meer

Sport en Cultuur op LKCA.nl
In diverse gemeenten werken combinatiefunctionarissen (sport- en cultuurcoaches) aan het leggen van verbindingen tussen sport- en cultuuractiviteiten: In de gemeente Borne kunnen bewoners kiezen uit een flink pakket aan sportieve, sociaal-culturele en culturele activiteiten. De gemeente is regisseur en verwacht van de sport- en cultuurcoaches dat zij de activiteiten afstemmen met de burgers. Binnen het team van coaches is één adviseur verantwoordelijk voor zowel de sport als de culturele activiteiten. De gemeente Nederweert is de sturende kracht achter de samenwerking tussen sport en cultuur. Zij weet dat dit alleen werkt als de verenigingen (zowel sport- als de culturele verenigingen en -aanbieders) de handen ineen willen slaan. Daarom werd op 3 maart 2015 voor heel Nederweert eerst een symposium georganiseerd en samen een plan opgesteld. In juni 2015 bijvoorbeeld, werd de finale van het plaatselijke beachvolleybal toernooi gecombineerd met het culturele event ‘Hart voor je wijk’.
In het project ‘Fit for Life’ werken het Carmel College Salland, Landstede Raalte, gemeente Raalte, Salland Wonen en een groot aantal Raalter sportverenigingen en culturele instellingen intensief met elkaar samen. Door middel van eigentijdse sport- en cultuuractiviteiten worden Sallandse jongeren voorbereid op zelfstandig functioneren in de maatschappij en de eisen die het bedrijfsleven aan hen stelt. Zo raken ze op een gezonde manier klaar voor het leven, oftewel ‘Fit for Life’. Onderzoek naar sport, cultuur en sociale competenties (Sportknowhowxl.nl,13 juli 2010) In Schiedam zien we een mooi voorbeeld van samenwerking tussen sport en cultuur met de wijksportverenigingen en de wijkcultuurklassen in de wijk Nieuwland. Een bewezen concept waarin gemeente, basisscholen en lokale sportverenigingen en culturele organisaties samenwerken. Kinderen in deze (achterstands)wijk kunnen kennismaken en meedoen aan verschillende sportactiviteiten en cultuurlessen. Deze activiteiten vinden na schooltijd en zoveel mogelijk op één van de scholen plaats. Holland Dance en ADO Den Haag in de Maatschappij zetten in het project Geraakt! hun kernkwaliteiten dans en voetbal in om een brede groep kinderen in beweging te krijgen én te houden. Ook krijgen jonge talenten de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen. Beweging zien ADO Den Haag en Holland Dance als een sleutel tot positieve verandering. Het bevordert de gezondheid, draagt bij aan participatie en fungeert als een kansrijk educatief middel voor kinderen en jongeren.

Curriculumontwikkeling

Onder de naam Curriculum.nu (voorheen #onderwijs2032) werken leraren, schoolleiders en schoolteams vanaf 2018 aan een vernieuwd curriculum verdeeld in negen leergebieden. Centraal staat de vraag wat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen. Met de opbrengst van het ontwikkelproces zullen kerndoelen worden geactualiseerd Doel van de herziening:
  • Samenhang in de onderwijsinhoud bevorderen;
  • Zorgen voor doorlopende leerlijnen: een soepele overgang van de voorschoolse periode naar het primair onderwijs, van primair naar voortgezet onderwijs en van voortgezet onderwijs naar vervolgonderwijs;
  • Overladenheid in het onderwijsprogramma terugdringen. De ontwikkelteams denken na over 70% van het curriculum om landelijk afspraken over te maken, zodat 30% overblijft voor eigen invulling van de scholen;
  • Duidelijkheid bieden aan scholen: wat moeten alle leerlingen leren en hoeveel ruimte is er over voor eigen invulling?
  • Een betere balans brengen in de hoofddoelen van het onderwijs.
Curriculum.nu is een gezamenlijk initiatief van de PO-raad, VO-raad, AVS, LAKS en Ouders & Onderwijs. In de uitvoering wordt samengewerkt met SLO. Lees meer over Curriculum.nu

Cultuur- en erfgoedinstellingen

Erfgoedbeleid

  • De gemeente is op grond van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) het bevoegd gezag voor het verlenen van alle monumentenvergunningen voor gebouwd erfgoed (rijks-, provinciaal en gemeentelijk), beschermde historische buitenplaatsen en voor archeologisch erfgoed (voor zover niet rijksbeschermd). In de nieuwe omgevingswet worden de gemeenten ook het bevoegd gezag voor de beschermde archeologische rijksmonumenten.
  • De gemeente stelt op grond van de Monumentenwet een deskundige adviescommissie voor erfgoed in.
  • De gemeente stelt op grond van de Monumentenwet voor haar van rijkswege aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten een beschermend bestemmingsplan in.
  • De gemeente maakt op grond van het Besluit ruimtelijke ordening bij al haar ruimtelijke planvorming een analyse van het aanwezige erfgoed en een bestemmingsplan. Een degelijke cultuurhistorische paragraaf is daarbij een goede basis.
  • Herbestemming van vrijkomend monumentaal erfgoed.
UNESCO legt de verantwoordelijkheid voor immaterieel erfgoed bij de individuen of groepen die het beoefenen. De overheid bepaalt niet hoe het immaterieel erfgoed eruit moet zien. Lokaal immaterieel erfgoed is vaak sterk geworteld in een gemeenschap en plaats. Daar liggen kansen. Immaterieel erfgoed verbindt mensen en draagt bij aan de versterking van de sociale cohesie. Ook kan immaterieel erfgoed bijdragen aan een grotere leefbaarheid. Voor gemeenten en provincies is er veel te winnen met immaterieel erfgoed. Lees enkele burgemeesters over de kansen van immaterieel erfgoed (Website Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland)
Erfgoed kan een rol spelen in de sociale cohesie en burgerschapsvorming. Erfgoed biedt de mogelijkheid collectieve herinneringen te organiseren en daarmee een identiteit te verschaffen. Er is een veelvoud van projecten waarin culturele organisaties inwoners betrekken bij erfgoedprojecten. Een veel gebruikte opzet is dat historische (lokale) gebeurtenissen, worden aangevuld en verrijkt met persoonlijke verhalen van inwoners. Bijvoorbeeld: Project Leven in de Liemers in Gelderland Project Wat je zegt ben je zelf! in Brabant
Op allerlei plekken in Nederland worden doorgaande leerlijnen erfgoededucatie ontwikkeld – mede dankzij de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Het LKCA ging op zoek naar deze leerlijnen en vond inspirerende voorbeelden! Ontbreekt een leerlijn? Meld het ons. Bekijk de lokale en regionale leerlijnen hier.

Primair onderwijs

De cultuurcoördinator (icc’er) op school is dé spil voor goed cultuuronderwijs voor ieder kind op school. In een cursus van acht dagdelen word je opgeleid tot officieel gecertificeerd cultuurcoördinator.
Om cursisten op te leiden tot gecertificeerde cultuurcoördinatoren en in aanmerking te laten komen voor het lerarenregister, moet je als icc-trainer een speciaal certificaat hebben die je behaalt tijdens de Train de Trainer-cursus. Ook moet je de icc-cursus aanbieden volgens de landelijke opzet. We hebben alle informatie voor (aanstaande) icc-trainers op een aparte pagina gebundeld.
Kunstzinnige oriëntatie is een verplicht vak  op de basisschool. Scholen bepalen zelf hoe ze de lessen geven en met welke materialen. Maar er moet wel worden voldaan aan de kerndoelen van kunstzinnige oriëntatie. Dus er is geen verplichte aantal uren hiervoor.  
Kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het eind van de basisschool. Ze beschrijven de kern van de leerstof. Scholen zijn vrij om rond de kern leerstof aan te bieden die bijdraagt aan het bereiken van de kerndoelen. Er zijn 58 kerndoelen, verdeeld over zeven leergebieden. Een daarvan is het leergebied kunstzinnige oriëntatie. De kerndoelen worden voorgeschreven door het ministerie van OCW.
In het leergebied Kunstzinnige oriëntatie maken kinderen kennis met kunst en cultuur. Bijvoorbeeld door musea en voorstellingen te bezoeken en literatuur te lezen. Ook doen kinderen zelf actief aan tekenen, handvaardigheid, muziek en beweging. De kerndoelen van Kunstzinnige oriëntatie zijn:
  • 54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
  • 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
  • 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
Erfgoed valt niet alleen onder het leergebied Kunstzinnige oriëntatie (kerndoel 55), maar ook onder het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. In dit leergebied oriënteren leerlingen zich op hun omgeving. Op die manier worden zij zich bewust van het cultureel erfgoed om hen heen. Erfgoed is ook nauw verbonden met geschiedenis en het ontwikkelen van historisch besef. De kerndoelen van Oriëntatie op jezelf en de wereld zijn:
  • 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
  • 52. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer.
  • 53. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
Op de SLO-website TULE zijn de kerndoelen uitgewerkt in tussendoelen en leerlijnen. Hier vind je:
  • karakteristieken van de leergebieden;
  • toelichtingen per kerndoel;
  • een overzicht van tussendoelen voor groep 1/2; groep 3/4; groep 5/6; groep 7/8;
  • uitgewerkte voorbeelden van leerlijnen per discipline.
De SLO-website Leerplan in beeld geeft informatie over de inhoudelijke aansluiting van het primair onderwijs op het voortgezet onderwijs voor alle leergebieden.
Op Cultuurprofielscholen staan kunst en cultuur prominent op het rooster, komen meerdere kunstdisciplines aan bod en sluit het kunstonderwijs zoveel mogelijk aan bij de andere vakken. Er is ook ruim tijd en aandacht voor buitenschoolse activiteiten in samenwerking met culturele instellingen.
Als je als school herkent in de ambitie om kunst en cultuur prominent op het rooster te krijgen en graag wilt (door)groeien naar een CultuurProfielSchool, neem dan contact op met de VCPS-PO. Ook culturele instellingen die potentiële cultuurscholen kennen en/of zich graag in dienst willen stellen voor de VCPS-PO kunnen reageren.

Wat leerlingen leren van kunsteducatie, is niet eenduidig te benoemen. Het hangt af van allerlei factoren, met name van de didactisch aanpak. De ene keer leren leerlingen van kunst, de andere keer leren ze iets over kunst of juist met kunst.

Leereffecten kun je onderverdelen in:
  • kunstzinnige / intrinsieke effecten: opbrengsten met betrekking tot kunstzinnige kennis, vaardigheden en houdingen;
  • niet-kunstzinnige / extrinsieke effecten: andere opbrengsten van het leerproces, niet specifiek voor kunstonderwijs.
Deze grens is niet scherp te trekken. Effecten vloeien in elkaar over. Het ligt er bovendien aan hoe je een effect opvat. Je kunt creativiteit bijvoorbeeld zien als:
  • een vermogen in het domein van de kunsten;
  • een algemene gedraging om nieuwe, zinvolle ideeën en oplossingen te produceren;
  • kenmerk van een leeromgeving.
Er is bij onderwijs in de kunsten niet één vaste route die voor alle leerlingen naar een en hetzelfde eindpunt leidt. Leereffecten zijn altijd afhankelijk van de (voor)kennis, mate van ervaring en achtergrond van je leerlingen. En van jouw doelen, methode of didactische aanpak. Wat jij gelooft dat goed of waardevol is voor je leerlingen – je opvattingen daarover – bepaalt welke kennis je overdraagt en welke niet. Per kunstdiscipline (muziek, beeldende kunst, drama, dans) zijn leereffecten anders. Het maakt uit of er sprake is van een individuele of een collectieve leeractiviteit. En er is verschil tussen disciplines met een fysiek product of met uitvoering als doel. Naast discipline zijn ook de duur en intensiteit van een les of project van invloed op de te bereiken effecten. Werkelijk partnerschap tussen leerkrachten, kunstdocenten en makers vanuit allerlei disciplines leveren de rijkste effecten op.
Een legitimatie puur op extrinsieke effecten kan kunsteducatie in een zwakke positie brengen. Kunst wordt dan ‘hulpmiddel’ ter ondersteuning van wat ‘echt belangrijk’ is. Het is sterker om kunsteducatie te legitimeren vanuit de intrinsieke waarde van kunst als onderdeel van de menselijke ervaring. Kunsteducatie ondersteunt de ontwikkeling van het hele kind, en bereidt kinderen voor op een leven vol plezier en kansen om te leren. Natuurlijk kunnen kunstzinnige werkvormen ook als didactisch middel gebruikt worden, bijvoorbeeld om lesstof beter te onthouden.
De post-hbo opleiding Cultuurbegeleider duurt anderhalf jaar en is ontwikkeld als vervolg op de cursus interne cultuurcoördinator (icc). Een Cultuurbegeleider is – net als een cultuurcoördinator – meestal een leerkracht met bijzondere taken. Cultuurbegeleider is dus geen functie.

Diversiteit en inclusie

De Code Diversiteit & Inclusie is een gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector over diversiteit en inclusie. De code is een instrument van zelfregulering. Het doel van de code is dat de culturele en creatieve sector de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving representeert. Een basisvereiste is dat de sector gelijkwaardig toegankelijk is voor iedereen: als maker, producent, werkende en publiek. Zo wordt de sector van iedereen. Iedereen draagt er op eigen wijze aan bij. Iedereen wordt gewaardeerd, gerespecteerd, gehoord en voelt zich thuis in de sector. Raadpleeg de Code Diversiteit & Inclusie (PDF) en de website www.codedi.nl.
De Code Diversiteit & Inclusie is een gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector over diversiteit en inclusie. De code is een instrument van zelfregulering. Het doel van de code is dat de culturele en creatieve sector de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving representeert. Een basisvereiste is dat de sector gelijkwaardig toegankelijk is voor iedereen: als maker, producent, werkende en publiek. Zo wordt de sector van iedereen. Iedereen draagt er op eigen wijze aan bij. Iedereen wordt gewaardeerd, gerespecteerd, gehoord en voelt zich thuis in de sector. Download de Code Diversiteit & Inclusie (PDF).
Vul de online Scans Diversiteit & Inclusie in om te zien hoe divers en inclusief jouw organisatie is, maar ook in hoeverre jouw organisatie strategie en beleid heeft gevormd.
Wil jij actief en concreet werken aan diversiteit en inclusie binnen jouw culturele organisatie? Volg dan de vijf stappen uit de nieuwe Code Diversiteit & Inclusie.
De Code Diversiteit & Inclusie reikt jaarlijks rond november de &Awards Organisatieprijs en Persoonsprijs uit. Dit zijn prijzen voor een culturele organisatie en een professional die met succes bijdragen aan meer diversiteit & inclusie in de organisatie en/of de samenleving. Jaarlijks kun je instellingen of personen nomineren. Houd de website codedi.nl en de nieuwsbrief van Code Diversiteit & Inclusie in de gaten voor de nominaties en winnaars.
Onder de tab ‘Toppublicaties’ op deze themapagina Diversiteit & Inclusie vind je enkele relevante onderzoeken voor cultuureducatie en cultuurparticipatie. De Boekmanstichting bundelt bestaand en nieuw onderzoek in een literatuurlijst op een themapagina diversiteit en inclusie in de Cultuurmonitor.

Speciaal onderwijs

Vanaf schooljaar 2009-2010 zijn voor het speciaal onderwijs kerndoelen van kracht, net als in het reguliere basisonderwijs. Deze kerndoelen beschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het eind van hun schoolcarrière. Ze zijn ontwikkeld voor leerlingen met een enkelvoudige beperking en/of stoornis, en voor zeer moeilijk lerenden.

Leerlingen met enkelvoudige beperking/stoornis

Voor deze groep leerlingen omvat het leergebied kunstzinnige oriëntatie de domeinen tekenen en handvaardigheid, muziek, en spel en beweging. Kerndoelen so leergebied kunstzinnige oriëntatie (PDF) Zeer moeilijk lerenden Voor deze groep leerlingen omvat het leergebied kunstzinnige oriëntatie de domeinen tekenen en handvaardigheid, muziek en dramatische vorming. Kerndoelen so leergebied kunstzinnige oriëntatie (PDF) Leerlingen met psychiatrische problematiek Kerndoelen voor leerlingen met psychiatrische problematiek, dan wel ernstige leer- en/of gedragsproblemen, en voor het voortgezet speciaal onderwijs zijn nog in ontwikkeling. Alle kerndoelen voor speciaal onderwijs Kerndoelen speciaal (basis)onderwijs bij SLO (PDF)
Sinds 1998 zijn er geen scholen meer voor moeilijk lerende kinderen (MLK), scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM) en afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (IOBK).  In plaats daarvan is er het speciaal basisonderwijs (sbo). Sbo-scholen en reguliere basisscholen hebben dezelfde kerndoelen. Kinderen op sbo-scholen mogen langer over de basisschool doen, uiterlijk tot hun 14e jaar. Voor het speciaal basisonderwijs gelden voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie dezelfde kerndoelen als in het reguliere onderwijs. Kerndoelen en leergebieden primair onderwijs
Per 1 augustus 2013 gelden voor het vso 3 sets kerndoelen (voor drie uitstroomprofielen), uitgewerkt voor verschillende leergebieden. Daarnaast zijn er leergebiedoverstijgende kerndoelen. De kerndoelen voor de leergebieden zijn gelijk aan die voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De kerndoelen kunnen worden afgestemd op de doelgroepen in het vso. Kerndoelen voortgezet speciaal onderwijs (vso) bij SLO
Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs kunnen (afhankelijk van hun school) eindexamen doen in de kunstvakken. De eindtermen voor de kunstvakken zijn hetzelfde als bij het reguliere onderwijs. Alleen de manier waarop de examens worden uitgevoerd verschilt.

CKV

Verkennen

De leerling verkent welke ervaringen hij heeft, welke kunst hij kent, wat hem aanspreekt en welke opvattingen hij heeft over kunst. Hij beziet hoe zijn opvattingen zijn gevormd en vergelijkt deze met die van klasgenoten, leeftijdsgenoten en anderen zoals experts en kunstenaars.

Verbreden

De leerling begeeft zich buiten de eigen vertrouwde kunstwereld en stelt zich open voor uiteenlopen kunstuitingen in ‘levensechte professionele contexten’, zoals theater, bioscoop, atelier. De leerling beschouwt deze uitingen vanuit verschillende dimensies. Voorbeelden van dimensies zijn: ambachtelijk en industrieel, traditie en innovatie, lokaal en globaal.

Verdiepen

De leerling verdiept zich in het creatief artistiek proces, door een of meer aspecten te onderzoeken. Zoals: de productie van een kunstwerk. De leerling past daarbij onderzoeksvaardigheden toe.

Verbinden

De leerling legt verbanden tussen de drie domeinen, reflecteert hierop en licht deze toe in een gesprek, presentatie of dossier.
‘Kunst actief meemaken’ is het doel van het vak. Kunst ervaren en beschouwen vraagt van leerlingen betrokkenheid, inzet, kennis en vaardigheden. En omdat de betekenis van kunst nooit vastligt, is een open en onderzoekende houding vereist. Het nieuwe examenprogramma van CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming) is sinds schooljaar 2017-2018 van kracht. SLO maakte een handreiking CKV om docenten meer houvast te geven bij de vormgeving van het vak.  
Er bestaat geen wettelijk verplicht aantal lesuren voor vakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, dus ook niet voor CKV.
De studielast is 120 uur voor havo en 160 uur voor vwo. CKV wordt afgesloten met een schoolexamen. De leerling sluit het vak met een cijfer af. Dit cijfer telt mee in het combinatiecijfer. Andere verplichte onderdelen van het combinatiecijfer zijn maatschappijleer en het profielwerkstuk.
CKV is een schoolexamen, en daarom moet elke school een Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) opstellen. Het PTA is een formeel en wettelijk schooldocument waaraan door docenten en leerlingen rechten en plichten kunnen worden ontleend. Verplichte onderdelen zijn:
  • alle onderdelen van het examenprogramma;
  • de wijze van examinering (mondeling, schriftelijk, praktisch) van de verschillende onderdelen;
  • de mogelijkheden tot herkansing van de verschillende onderdelen;
  • de weging van de verschillende onderdelen.
Docenten en schoolleiders kunnen terecht bij het Examenloket met vragen over wet- en regelgeving voor examens in het voortgezet onderwijs. Het Examenloket is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 9.00 uur tot 17.00 uur via 070 757 51 77 of per mail examenloket@duo.nl. Het Examenloket is een samenwerking van het ministerie van OCW, het College voor Toetsen en Examens (CvTE), de Inspectie van het Onderwijs en DUO.
Ouders en leerlingen kunnen terecht bij Ouders & Onderwijs, de landelijke organisatie voor alle ouders van schoolgaande kinderen. Telefoonnummer 0800 50 10 of vraag@oudersonderwijs.nl.
Kunstvakken inclusief CKV is een verplicht vak voor alle leerlingen in de bovenbouw van het vmbo. Leerlingen van de theoretische en gemengde leerweg kunnen ervoor kiezen examen te doen in een van de kunstvakken: dans, drama, muziek of beeldende vakken. Leerlingen in de kader- en beroepsgerichte leerweg kunnen wel een kunstvak volgen, maar hier geen examen in doen. Handreiking SE kunstvakken inclusief CKV
De essentie van het vak is dat leerlingen culturele en kunstzinnige activiteiten meemaken en eigen werk produceren en presenteren. De leerlingen reflecteren op deze activiteiten met een vormvrij kunstdossier.
Het examenprogramma bestaat uit vier domeinen:

Oriëntatie op leren en werken

De leerling kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van kunst en cultuur in de maatschappij.

Basisvaardigheden

De leerling kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerking en informatie verwerven en verwerken.

Culturele en kunstzinnige vorming en verdieping

De leerling kan zich een beeld vormen van het culturele en kunstzinnige veld door te kiezen voor en actief deel te nemen aan ten minste vier culturele en kunstzinnige activiteiten die gerelateerd zijn aan verschillende kunstvakken (zoals bijvoorbeeld beeldende vorming, muziek, dans en drama). Ten minste één kunstzinnige activiteit resulteert in de productie en presentatie van eigen werk.

Reflectie en kunstdossier

De leerling kan zijn culturele en kunstzinnige ontwikkeling inzichtelijk maken in een kunstdossier, waarvan de vorm door de school en de leerling tezamen bepaald wordt. Hij kan daarmee verslag doen van alle activiteiten die zijn ondernomen en hierop reflecteren.
Leerlingen sluiten het vak af met een schoolexamen, dat naar behoren moet worden afgerond. De school kan zelf beslissen of het in leerjaar drie of leerjaar vier wordt afgesloten, of verspreid over deze twee jaren.
Scholen krijgen het advies om minimaal 40 uur te besteden aan het vak.

Cultuureducatie met Kwaliteit

Een team van LKCA-medewerkers ondersteunt de landelijke leergemeenschap met een aantal activiteiten, zoals de Kennis Delen Festivals. Ook ondersteunen wij de leergemeenschappen in de rol van moderator. Die rol is nodig om een leergemeenschap te helpen opstarten, begeleiden en ondersteunen met werkvormen. Een moderator stimuleert een lerende en onderzoekende manier van werken.
Met het subsidiegeld van Cultuureducatie met Kwaliteit profiteren kinderen op de basisschool van goed cultuuronderwijs. Kinderen leren met plezier belangrijke vaardigheden en kunnen zich – dankzij goed cultuuronderwijs – ontwikkelen tot creatieve en kritische mensen die klaar zijn voor de uitdagingen in deze 21e eeuw. Sinds 2013 zijn dankzij de subsidie in het hele land projecten gestart voor een periode van vier jaar. In deze projecten werkten scholen samen met culturele instellingen aan de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen voor muziek, dans, tekenen, toneel en erfgoed. Ook zijn beoordelingsinstrumenten ontwikkeld, zorgden culturele instellingen voor aanbod dat gericht is op de vraag van de school en is de deskundigheid van leerkrachten vergroot. In 2017 startte een nieuwe periode van vier jaar Cultuureducatie met Kwaliteit. Een groot aantal projecten heeft opnieuw subsidie aangevraagd en worden dus voortgezet. Sommige projecten zijn gestopt en er zijn ook nieuwe scholen verwelkomt. In totaal zijn in deze tweede periode 46 projecten die met Cultuureducatie met Kwaliteit aan de slag gaan. Op de website van Cultuureducatie met Kwaliteit vind je alle informatie over het programma, de scholen die meedoen, de opbrengsten en praktijkverhalen.
Om de projecten verder te ondersteunen, heeft het ministerie van OCW extra geld voor aanvullende projecten en  beleid beschikbaar gesteld. Deze projecten werden uitgevoerd door culturele instellingen of pabo’s. Met dit geld zijn onder meer de kennisbasis kunstvakken op de pabo ontwikkeld en de post-hbo opleiding Cultuurbegeleider in het primair onderwijs.
Tijdens een serie Kennis Delen Festivals delen CmK-penvoerders hun kennis en ervaringen. Het zijn dagen waar collega’s in het netwerk van en met elkaar leren. Van iedere bijeenkomst verzamelen we inzichten, vragen, verhalen, analyses, beelden. Die verzameling vertalen we naar duurzame producten zoals online magazines, publicaties en verslagen.
In het magazine CmK leert samen vind je inspiratie over samen leren als leergemeenschap én over de rol van moderator. Met inzichten en vragen uit de eerste editie van het Kennis Delen Festival (februari 2019).
In de publicatie Niet bang zijn voor open deuren! lees je de elf projectoverstijgende succesfactoren die we uit gesprekken tijdens het tweede Kennis Delen Festival (juni 2019) met penvoerders hebben geformuleerd.

De term kwaliteit spreekt niet voor zichzelf. Het is een ambigu begrip. De betekenis ervan is nooit gegeven, maar wordt altijd bepaald door mensen. Iedereen vindt kwaliteit belangrijk, maar maatstaven kunnen verschillen. Kwaliteit vul je in al naar gelang je situatie, invalshoek, voorkeur, verantwoordelijkheid, handelingsperspectief of belangen. Het (waarde)oordeel over kwaliteit is kortom afhankelijk van wie het uitspreekt.

Kwaliteit is in iedere sector van belang, maar nog net iets meer in het onderwijs, omdat alle kinderen recht hebben op goed onderwijs. De rijksoverheid maakt daarom via basiseisen, in de vorm van kerndoelen, duidelijk wat zij verwacht. Bovendien stelt het ministerie van OCW aanvullende regels en verplichtingen op, zoals toetsen, een leerlingvolgsysteem, referentieniveaus en leerlijnen. Schoolbesturen zijn formeel verantwoordelijk voor onderwijskwaliteit. Zij sturen vooral op opbrengsten (Cito-scores).

Scholen hebben veel vrijheid om hun onderwijs naar eigen inzicht in te vullen. Die autonomie kan echter ingeperkt worden door mechanismen van verantwoording en toezicht. Besturen moeten leeropbrengsten verantwoorden aan het ministerie, individuele scholen aan hun bestuur. De Inspectie van het onderwijs beoordeelt scholen regelmatig (vierjaarlijks) op kwaliteit. Kwaliteit kan hierdoor gekwantificeerd raken; verworden tot een beleidstarget met meetbare prestatie indicatoren, met name gericht op effectiviteit.

De kans is groot dat er minder tijd en aandacht aan cultuuureducatie besteed wordt. Professionals zullen over het algemeen een veel bredere kwaliteitsopvatting hebben, die uitgaat van ontwikkeldoelen en van waarom ze in het onderwijs werken.

Uit een analyse van Frissen et al. (2015) van het discours over kwaliteit blijkt dat bestuurlijke partijen dominant zijn in het gesprek over onderwijskwaliteit. Het ministerie van OCW, de Inspectie van het onderwijs en de onderwijsbesturen verenigd in de PO-Raad voeren de boventoon, spelers in het primaire proces (schoolleiders en leraren) zijn ondervertegenwoordigd. Er is een brede dialoog tussen alle betrokkenen nodig om het kwaliteitsbegrip, ook van cultuureducatie, vanuit een variëteit aan perspectieven in te vullen.

Er is al veel kennis over de kwaliteit(en) van cultuureducatie. In de publicatie Elke school is uniek lees je welk effect de Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs heeft gehad op veertien scholen. Hoe basisscholen met kunst- en cultuureducatie werken aan 21e eeuwse vaardigheden, lees je in D:21 Kwalitatief Onderzoek. Dan zijn er de laatste jaren ook verschillende handreikingen en kwaliteitskaders gemaakt. Ook zijn er tal van onderzoeken gedaan en onderzoeksartikelen geschreven over hoe het ervoor staat met de kwaliteit van cultuureducatie en hoe je die kwaliteit kunt stimuleren. De studies en artikelen geven een mooie beschrijving van hoe divers scholen werken aan cultuureducatie. Ze laten zien wat er mogelijk is. In de bronnen vind je een veelvoud aan factoren die van invloed zijn op kwaliteit. Kwaliteit wordt echter vrijwel nooit normatief ingevuld. Tussen de regels door lees je wel meer impliciete opvattingen over wat goed zou zijn, maar dit wordt nauwelijks expliciet gemaakt.

De rode draad door de geraadpleegde literatuur over kwaliteit is ‘keuzes maken’. Welke keuze je ook maakt, het is cruciaal om hier bewust mee om te gaan. Op keuzes, en onderliggende criteria en waarden kun je reflecteren en met elkaar in gesprek gaan. Reflectie en dialoog zijn belangrijk, op uitvoerend én bestuurlijk niveau. Kwaliteit wordt volgens Hooge et al. (2015) namelijk bepaald in de zone waar samenwerking tussen mensen tot stand komt. Professionals zitten niet zonder meer op één lijn. Ze zijn verwikkeld in micropolitieke processen van overleg, gezamenlijk visie en plannen maken, afstemming, onderhandeling, uitruil en machtsstrijd. Van belang voor gedeeld begrip is de uitoefening van gedeeld en gespreid leiderschap, en gezamenlijke of participatieve besluitvorming.

Voor cultuureducatie wordt het sturen op kwaliteit in het algemeen overgelaten aan de schoolleider en de cultuurcoördinator, ieder vanuit een eigen logica. Bij veranderingen of vernieuwingen in de schoolorganisatie speelt de schoolleider altijd een cruciale rol. Een schoolteam dat wil werken aan de kwaliteit van cultuureducatie zal oog moeten hebben voor de diversiteit in perspectieven, voorkeuren, waarden en opvattingen die er leven in de groep, en daarover in gesprek gaan. Dat kwaliteit geen gegeven is geldt namelijk zeker voor cultuureducatie dat een grote verscheidenheid kent in inhouden, didactieken en toetsvormen. Niet iedere leerkracht voelt zich ook even bekwaam om les te geven in de diverse disciplines.
Voor cultuureducatie wordt het sturen op kwaliteit in het algemeen overgelaten aan de schoolleider en de cultuurcoördinator, ieder vanuit een eigen logica. Bij veranderingen of vernieuwingen in de schoolorganisatie speelt de schoolleider altijd een cruciale rol. Een schoolteam dat wil werken aan de kwaliteit van cultuureducatie zal oog moeten hebben voor de diversiteit in perspectieven, voorkeuren, waarden en opvattingen die er leven in de groep, en daarover in gesprek gaan. Dat kwaliteit geen gegeven is geldt namelijk zeker voor cultuureducatie dat een grote verscheidenheid kent in inhouden, didactieken en toetsvormen. Niet iedere leerkracht voelt zich ook even bekwaam om les te geven in de diverse disciplines. Op vijf basisscholen vroegen we aan de schoolleider en de cultuurcoördinator hoe zij goede cultuureducatie realiseren. In de brochure Cultuureducatie op de basisschool – ‘In je fantasie kan alles… In werkelijkheid kan er meer dan je denkt!’ lees je wat er volgens hen – ondanks de beperkingen in tijd, geld en deskundigheid die er altijd zijn – wél kan als je kunst en cultuur belangrijk vindt voor je leerlingen.
In de eerste ronde (2013-2016) verstrekte het Fonds voor Cultuurparticipatie aan 54 projecten subsidie voor Cultuureducatie met Kwaliteit. In de tweede ronde (2017-2020) werden 46 projecten gehonoreerd. Instellingen, scholen en overheden werken samen aan de uitvoering van de plannen. Op de website van Cultuureducatie met Kwaliteit staat een overzicht van alle culturele instellingen die betrokken zijn bij een gehonoreerd project.

Cultureel Vermogen

Cultuur wordt hier niet aangeduid als een verzameling culturele producten, kunstwerken of erfgoed. En ook niet als set culturele waarden of normen. Cultuur wordt hier gezien als een proces dat ‘voor-waardelijk’ is voor het ontstaan van elk cultureel product en elke culturele waarde. Cultureel vermogen is het vermogen om aan dat proces mee te doen en bij te dragen.
Creatief vermogen gaat over creativiteit: het vermogen van individuele mensen om iets nieuws te kunnen bedenken of maken. Cultureel vermogen richt zich op het proces tussen mensen (dat we met onze professionele inzet kunnen verbinden en verrijken). Werken aan cultureel vermogen spreekt de creativiteit van mensen aan. Maar dat gebeurt niet alleen dáár: ook in bijvoorbeeld de wetenschap en sport wordt de creativiteit van mensen uitgedaagd.

Cultureel vermogen biedt een specifieke kijk op hoe participatie werkt. Daarmee komt dat begrip in een ander daglicht te staan. Participatie lijkt op het eerste gezicht een neutrale term, maar is dat in de praktijk meestal niet. Want het verwijst al snel naar ‘iets’ waarin moet worden geparticipeerd. Vaak gaat het dan om deelname of bezoek aan specifieke cultuurproducten of activiteiten. Cultureel Vermogen richt de blik op het verbinden en het verrijken van het culturele proces tussen mensen. Dat betekent dat er altijd aansluiting is bij een cultureel proces dat er bij die mensen al is. Zo biedt Cultureel Vermogen een referentiekader om te werken aan de verbreding en verdieping van de cultuurparticipatie van alle mensen.
Ook inclusiviteit is geen neutrale term. Net als participatie verwijst het al snel naar ‘iets’ waarin mensen betrokken moeten worden. Als je werkt aan cultureel vermogen dan sluit je aan bij wat er is. Het gaat er niet om mensen naar de ‘bron’ van cultuur te brengen; mensen zijn de bron van cultuur. Vanuit dat vertrekpunt verliest inclusiviteit als term zijn relevantie.
Met artistiek vermogen wordt meestal bedoeld: de mate waarin mensen zich een specifieke kunstdiscipline eigen hebben gemaakt en zich daarin kunnen uiten. In het referentiekader van Cultureel Vermogen is dat één van de vier elementen van de lemniscaat.
Curriculum.nu gaat over vaardigheden die kinderen nodig hebben in hun leven. Cultureel Vermogen biedt een referentiekader om het proces dat nodig is om die vaardigheden te verwerven bespreekbaar te maken: tussen leerkrachten, met kunstprofessionals en met buitenschoolse partners.
Er zijn veel overeenkomsten tussen Cultuur in de Spiegel en Cultureel Vermogen, maar ook een paar verschillen. Cultuur in de Spiegel beschrijft cultuur vanuit cognitie. Cultuuronderwijs is dan onderwijs in het verwerven van cultureel zelfbewustzijn via cognitieve vaardigheden (waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren) en via verschillende media (het lichaam, voorwerpen, taal en grafische tekens of projecties van de werkelijkheid). Cultureel Vermogen vertrekt niet vanuit van cognitie maar vanuit communicatie – als bron van cognitie. Zo verschuift het accent van het aanleren van zelfreflectie en vaardigheden naar het interactieve proces waarin die zelfreflectie en vaardigheden zich kunnen ontwikkelen. Dat proces speelt zich voor een (belangrijk) deel af buiten het onderwijs. Cultureel Vermogen benoemt bovendien twee elementen in dat proces die in Cultuur in de spiegel misschien minder aandacht krijgen: (1) samen nieuwe cultuur maken (2) eigen uitdrukkingsvormen ontwikkelen.
Als mensen samenleven, dan ontwikkelen zij vanzelf patronen waarmee de sociale interactie hanteerbaar en voorspelbaar wordt. Die patronen vormen zich tot een complex van waarden en conventies dat kenmerkend is voor die specifieke groep of samenleving. Pascal Gielen heeft dat culturele ‘maat’ genoemd. Daartegenover plaatst hij culturele ‘onmaat’, die hij koppelt aan creativiteit en in het bijzonder aan de autonome verbeeldingskracht van kunstenaars: Cultuur is de alomvattende ‘way of life’ en creativiteit kan daarbinnen (in verschillende domeinen zoals economie, politiek, onderwijs) veranderingen aanbrengen. Echter, alleen binnen de kunsten kan de creativiteit an sich blijvend tot doel worden genomen. Vandaar dat een toonaangevende maat die binnen de kunsten dient gevolgd te worden, paradoxaal die van de onmaat is.
Cultureel Vermogen ziet cultuur als een proces van verbeeldend communiceren dat zich voortdurend afspeelt tussen mensen. We denken dat de kunsten een bijzondere en onmisbare rol spelen in dat proces omdat (1) kunstenaars ons kunnen gidsen bij het (verdiepend) ontdekken van de bestaande verbeeldingstalen (2) kunstenaars bij uitstek de ontwikkelaars zijn van nieuwe verbeelding en nieuwe media. Via de verbeeldende ‘onmaat’ van de kunsten kunnen zij mensen bewust maken van de ‘maat’ van cultuur, die ter discussie  stellen en eraan bijdragen dat mensen zich openen voor de mogelijkheid dat het anders kan.
Het eigen maken (of ontwikkelen) van nieuwe verbeeldingsvormen vraagt om een autonome kunstenaars-mindset (zie boven). In het raamwerk van Cultureel Vermogen is het domein van de kunsten de diepe culturele dimensie waarin uitdagende ervaringen ontstaan. De andere dimensie is de brede dimensie van ontmoeting met de culturele ander. Beide zijn voor het ontwikkelen van cultureel vermogen van belang.
Cultureel Vermogen biedt een samenhangend vocabulaire en een raamwerk voor het inrichten van processen en samenwerking. De basiseenheid van het cultuurbeleid zal dan niet langer het ‘culturele product’ zijn, maar de culturele ontmoeting – die het cultureel vermogen in en van de samenleving versterkt. Dat vraagt (1) om mensen die de brede en diepe vaardigheden hebben om daaraan inhoudelijk bij te dragen; (2) om mensen en instituties die het talent en organisatievermogen hebben om mensen en processen bijeen te brengen; (3) om regie op maatschappelijke omstandigheden (het ‘ecosysteem’) die het ontwikkelen van cultureel vermogen voor alle mensen toegankelijk kan maken. Dat is niet eenvoudig. Cultureel Vermogen kan daarvoor een overkoepelend referentiekader zijn.
Je kunt mailen naar info@cultureelvermogen.nl.